Sonja Graafstal en Carine Heijligers

328 3E en is het volggedrag in duur en percentage bij beiden afgenomen. Volgen en leiden zijn meer in balans gekomen en ook de verhouding gezamenlijkheid en onderscheid. Het doel waartoe de hulpverlening destijds werd aangevraagd, namelijk spelplezier en positieve contactmomenten creëren om zodoende de negatieve spiraal te doorbreken is hiermee zeker behaald. Het seksueel grensoverschrijdend gedrag en de agressie zijn afgenomen. Het initiatief gericht op positief contact met de ander is in relatie met John toegenomen. Daarnaast is het exploreren van de omgeving en nieuw materiaal aan de hand van John toegenomen en kunnen verschillende activiteiten samen ondernomen worden. Reflectie op het kwantitatieve onderzoek De variabelen die we voor het kwantitatieve onderzoek hebben gebruikt zijn de MEA tijdseries en de kijkrichting geweest. Met deze variabelen kunnen we verschillende soorten van informatie verkrijgen. Het effect van de tweede interventieperiode, met als doel het ontwikkelen van beurtwisseling, kon met de resultaten van de bewegingsintensiteit niet goed zichtbaar gemaakt worden. De variabele kijkrichting gaf daarentegen wel een goed beeld van het ontstaan van beurtwisseling tussen hulpgever John en hulpvrager Zack. Bewegingsintensiteit heeft te maken met de snelheid en de intensiteit van ieder persoon, een beweging dat zich afspeelt op zeer basaal niveau. Het is vergelijkbaar met de fysiologische afstemming tussen moeder en baby, zoals de synchronisatie van hartritmes en de afgifte van oxytocine (Feldman, 2007a). De MEAtijdseries laten zien dat de intensiteit van bewegen gedurende het eerste jaar steeds meer toenam en op elkaar afgestemd raakte. Kijkrichting daarentegen is complexer van aard. Uit kijkrichting kan een primitieve vorm van autonomie en intentioneel gedrag worden afgeleid. Intentioneel gedrag ontlokken is het doel van het tweede deel van de interventie geweest en dit is aan de hand van de variabele kijkrichting in beeld gebracht. Dossierverslag We zijn dit hoofdstuk begonnen met een beschrijving van het probleemgedrag van Zack zoals dit zich door de jaren heen ontwikkeld heeft. Deze beschrijving is gebaseerd op wat hierover is opgeschreven in zijn dossier. Wat we echter niet weten is hoe de interacties tussen ouders, beroepsopvoeders en Zack eruitzagen. De interventies die destijds zijn ingezet mogen dan wel genoemd worden, maar hoe die zijn uitgevoerd blijft onzichtbaar. Dat is altijd de moeilijkheid met rapportages en beschrijvingen. Wanneer er in het dossier staat dat de interventie ‘sociale vaardigheidstraining’ is ingezet, nemen we vanzelfsprekend aan dat we hierdoor weten wat er gedaan is en of het geholpen heeft of niet. Maar het effect van de training hangt meer af van hoe het gedaan is en door wie, dan wat er precies gedaan is. In de kwalitatieve en kwantitatieve resultaten hebben we juist de hulpgever zichtbaar willen maken door te laten zien wat hij heeft ingezet vanuit de eigen beweging als

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw