Sonja Graafstal en Carine Heijligers

346 3F periode en zes opeenvolgende meetmomenten uit de interventie periode. In de baseline periode is gewerkt aan prettig contact, zonder een echte interventie in te zetten. In deze periode is hulpgever Veerle vooral volgend geweest en wachtte geduldig op een antwoord van Yara, ook al duurde dat soms 30 seconden. In de interventieperiode verkortte Veerle het wachten op een antwoord van Yara om direct daarna weer terug te keren naar de vertrouwde gezamenlijkheid. Baseline periode In Afbeelding 3f.1 is af te lezen dat de coördinatie (DET) en het percentage herhalende punten (LAM) tijdens de baseline hoog is. Dit betekent dat er sprake is van een stabiel patroon, waarin beide personen elkaar volgen. Daarnaast is in de Afbeeldingen 3f.2 en 3f.3 te zien dat hulpgever Veerle tijdens de eerste twee meetmomenten Yara gemiddeld en in maximale duur langer volgt dan andersom en ook langer dan tijdens de zes meetmomenten van de interventieperiode erna. Samengevat wil dit zeggen dat er sprake is van een hoge mate van synchronie en een stabiel patroon in de baseline periode, precies zoals we ook in de filmbeelden geobserveerd hebben. Interventie periode Vanaf het derde meetmoment wordt een begin gemaakt met de interventie. Afbeelding 3f.1 toont dat de coördinatie (DET) oftewel het percentage herhalende punten aanzienlijk dalen voor allebei. De stabiliteit van het duo als systeem neemt af. Dit komt overeen met de aanzienlijke daling van de gemiddelde en maximale duur waarop beiden elkaar volgen, te zien in Afbeeldingen 3f2 en 3f3. De rode en blauwe lijnen bij de meetmomenten drie en vier dalen. Vanaf het moment dat hulpgever Veerle haar interventie inzet en Yara minder gaat volgen, zien we een schrikreactie bij Yara, herkenbaar aan het feit dat zij ook minder volgt, zowel in proportie als in gemiddelde en maximale duur. Tijdens de meetmomenten vijf en zes neemt de coördinatie (DET) weer licht toe, zie Afbeelding 3f.1. De stabiliteit van het duo herstelt zich enigszins. Dit komt overeen met de uitkomsten van de Afbeeldingen 3f.2 en 3f.3. Daarin is af te lezen dat hulpgever Veerle de maximale en gemiddelde duur van het volgen niet verhoogt, terwijl de maximale en gemiddelde duur van volgen bij Yara stijgt. Uit de Afbeeldingen 3f.1, 3f.2 en 3f.3 is op te maken dat wanneer hulpgever Veerle tijdens de meetmomenten 7 en 8 zich opnieuw onderscheidend gaat opstellen, dit geen schrikeffect meer heeft op Yara. Haar volggedrag blijft gelijk in duur en proportie. Kortom, in de MEA-analyses zijn de momenten van interventie duidelijk zichtbaar. Ook is de schrikreactie van Yara waarneembaar. Uiteindelijk ontstaat er een stabiel patroon dat gelijkwaardig is aan elkaar. Hulpgever Veerle hoeft niet meer degene te zijn die

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw