Sonja Graafstal en Carine Heijligers

353 YARA - VEERLE veilige manier van contact, waardoor Yara langzaamaan gewend raakte aan de variatie in de wijze van communiceren. Uit de CRQA-analyses blijkt dat hulpgever Veerle inderdaad volgens plan de interventies heeft ingezet. Ze heeft zich onderscheiden door met de bewegingsintensiteit te variëren en zowel in gemiddelde als maximale duur minder te volgen tijdens de interventieperiode. De lagprofiles tonen aan dat de basisgezamenlijkheid wel behouden is gebleven, te zien aan de piek rondom de Lijn van synchronisatie tijdens alle meetmomenten. De Linell-analyses geven inzicht in het spreekgedrag van Veerle en Yara. Uit deze data is duidelijk geworden dat hulpgever Veerle de duur van haar spreektijd tijdens de interventieperiode aanzienlijk heeft verlengd. Dit leidde in eerste instantie tot het verkorten van de spreektijd van Yara, maar dat herstelde zich bij de derde interventie. Yara is langer aan het woord dan Veerle en ook langer dan bij aanvang van de hulpverlening. Uit de Linell-analyses blijkt eveneens dat Veerle tijdens de interventie meer gebruik gemaakt heeft van sterke initiatieven en zich daardoor opgesteld heeft als de dominantie partner. Dit resulteerde eerst in terughoudendheid van Yara, maar tegen het eind van de hulpverlening zijn beide partners gelijkwaardig in het nemen van sterke initiatieven. Al deze interventies hebben als doel gehad, dat Yara gewend zou raken aan de meer directieve en snellere stijl van communiceren, passend bij een 10-jarige in een Nederlandse cultuur. In de relatie met Veerle is dit inderdaad ontstaan, maar dit vertaalde zich nog niet naar de bredere context, zoals school of naschoolse dagbehandeling. In het contact met Veerle kon Yara het onderscheid wel steeds beter verdragen, maar Yara was nog niet vrij genoeg om zonder Veerle haar angst te overwinnen. Daarom werd besloten om de hulpverlening nog een jaar langer voort te zetten en daarbij ook andere kinderen van de dagbehandeling te betrekken. Zo kon ze stapje voor stapje wennen aan de manier van communiceren die men van haar verwacht, zie hiervoor Bijlage C. Er is in deze casus een kritiek moment geweest waarop de hulpverlening afgebroken had kunnen worden. Dat was het moment waarop de begeleiders van de naschoolse dagbehandeling aangaven dat ze wel vooruitgang zagen tussen Veerle en Yara, maar geen vooruitgang in het contact met de begeleiders en kinderen van de naschoolse dagbehandeling. Deze gedachte is zeer goed te begrijpen en ook bij de ouders kwam een moment van twijfel en zorg om de hoek kijken. De gangbare opvatting van vooruitgang is impliciet lineair. Een ogenschijnlijke stilstand of zelfs achteruitgang kan al snel tot de conclusie leiden dat de hulpverlening mislukt is, of niet werkt. We komen dit helaas in ons werk regelmatig tegen. Het is belangrijk dat er 3F

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw