Sonja Graafstal en Carine Heijligers

365 RENS - EMMA Samenvatting In deze casus staat Rens centraal, een 28-jarige man woonachting in een instelling voor mensen met een matig tot zeer ernstig verstandelijke beperking en gedragsproblemen. In het dossier was sprake van de diagnoses ernstig verstandelijke beperking en autisme. Het personeel was bang voor zijn onvoorspelbaarheid dat gepaard ging met gillen en slaan. Om die reden werd Rens meestal met rust gelaten en bracht hele dagen zittend door aan tafel. Daarnaast vertoonde Rens stereotype gedrag bij oplopende spanning, zoals handen bijten, wiegen en hyperventileren. Het ontbreken van plezierige interacties en de aanwezigheid van stereotype gedrag werd door de begeleiders onwenselijk geacht. Om die reden werd Rens aangemeld voor een hulpverleningstraject met Beweging-als-houvast om wederkerigheid te ontwikkelen. Uit de analyse van de balans van gezamenlijkheid en onderscheid van Rens en de hulpgever bleek dat de momenten van gezamenlijkheid ontstonden wanneer de hulpgever aansloot bij de ritmische bewegingen van Rens. Verder viel op dat Rens gevoelig was voor veranderingen in het ritme. Wanneer de hulpgever het gezamenlijke ritme onderbrak of veranderde, stopte Rens met zijn ritmische bewegingen en keek hij Emma aan. Het voornaamste doel van de hulpverlening werd het ontwikkelen van wederkerigheid of co-regulatie in de interactie met de hulpgever. De verwachting was dat wanneer Rens de structuur van ‘initiatief nemen tot contact en het beëindigen van contact’ in de interactie met de hulpgever ging herkennen en toepassen, hij dit ook zou kunnen in interactie met begeleiders of andere hulpvragers. De beïnvloeding vond plaats via de bewegingskenmerken snelheid en richting. Dit betekende dat de hulpgever in eerste instantie aansloot bij de ritmische bewegingen van Rens om zo gezamenlijkheid te creëren. Vanuit de gezamenlijkheid in deze onderliggende dynamiek van het koppel, veranderde de hulpgever het ritme met als doel dat Rens de hulpgever zou gaan waarnemen. Vanuit dit gewaarzijn (Stern, 1985/2000) van de ander kon een gezamenlijke (kijk)richting ontstaan, zoals elkaar aankijken. Op basis van CRQA hebben we vastgesteld dat er sprake is van het ontstaan van wederkerigheid. Rens is de hulpgever meer gaan waarnemen, hetgeen blijkt uit zijn initiatieven tot aankijken en het volgen van de bewegingsintensiteit van de hulpgever. De verwachting dat Rens de structuur van wederkerigheid ook zou kunnen toepassen in interactie met anderen, is in dit onderzoek niet nader onderzocht. Aanwijzingen dat hier wel sprake van is, komen uit verklaringen die begeleiders jaren later hebben afgegeven. In de discussie reflecteren we op de diagnose autistiform gedrag die er destijds is gesteld en geven we onze visie hierop. 3G

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw