Sonja Graafstal en Carine Heijligers

370 3G Resultaten Nameting Aan het eind van dit hulpverleningstraject is er opnieuw een analyse gemaakt van een contactmoment. Het bewegingsschema hiervan is te vinden in Bijlage C. Emma en Rens lopen even snel van voor naar achteren door de ruimte. Dan gaat Emma op de bank zitten terwijl Rens in dezelfde snelheid op en neer blijft lopen door de ruimte. Rens lacht hardop. Dan vertraagt Rens zijn snelheid en loopt op Emma af en steekt zijn arm uit. Emma pakt zijn hand en samen lopen ze in de ruimte op en neer. Soms lopen ze in dezelfde richting en soms loopt Rens alleen en kijkt Emma toe. Wanneer zij in tegengestelde richting lopen en elkaar onderweg ontmoeten, dan kijken ze naar elkaar of raken ze elkaars hand aan. Aan zijn gezicht te zien, geniet Rens zichtbaar van het samen lopen, hij lacht regelmatig hardop. Het grote verschil met dit fragment en het eerste fragment is de wederkerigheid die ontstaan is. De gezamenlijkheid in ritme is nog steeds zichtbaar wanneer ze in dezelfde snelheid samen door de ruimte lopen. Wanneer Emma echter stopt met lopen en gaat zitten, is Rens niet langer meebewogen met haar, maar houdt hij zijn eigen activiteit en snelheid vast. Dan vertraagt Rens uit eigen beweging zijn snelheid, loopt op Emma af en nodigt haar uit om weer mee te lopen. Wanneer ze elkaar halverwege ontmoeten is er sprake van wederkerig contact. Het initiatief voor contact zoeken en de verbinding maken ligt niet langer alleen bij Emma en de koppeling die zij gemaakt heeft, maar Rens is in staat te variëren in zijn snelheid en zelf toenadering te zoeken op een gepaste manier. Interpretatie volgens Beweging-als-houvast Het bewegingspatroon dat Emma en Rens samen hebben opgebouwd lijkt in dit fragment op dat van een ouder met een peuter. Ze hebben plezier in samen op en neer lopen en naar elkaar kijken. Er is geen noodzaak om te praten, het plezier zit in het samen bewegen en lachen. De vergelijking met een ouder-peuter relatie is ook in ontmoetingen buiten de besproken filmopnames opgemerkt. Zo ging Rens een keer bij Emma op schoot zitten, iets wat een peuter ook zou kunnen doen nadat die samen met de ouder gespeeld heeft. Soms speelden ze een spelletje, waarbij Emma de neus van Rens aantikte, waar hij om moest lachen, om vervolgens de neus van Emma aan te tikken. Door gebruik te maken van de bewegingskenmerken en de intensiteit van de bewegingen van Rens is het Emma gelukt om op het juiste niveau af te stemmen en samen een interactiepatroon te ontwikkelen waarin zij allebei plezier en verbinding maken.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw