371 RENS - EMMA Kwantitatieve resultaten De vraag die hier beantwoord wordt, is of er sprake is van het ontstaan van wederkerigheid tussen Rens en de hulpgever. Dit wordt getoetst aan de vraag of er sprake is van een toename van volggedrag en initiatiefname van Rens. Voor het rapporteren van de kwantitatieve ontwikkeling van de interacties tussen hulpgever Emma en hulpvrager Rens maken we gebruik van de MEA-tijdseries en de tijdseries van de categorische variabele ‘kijkrichting’. De MEA tijdseries geven inzicht in de onderliggende dynamiek van de dyade als systeem, zoals de snelheid van bewegen en de mate van bewegen (zie Hoofdstuk 2c). De tijdseries ‘kijkrichting’ geven inzicht in hoe de ‘kijkrichting naar elkaar’ zich ontwikkelt gedurende deze vier maanden van hulpverlening. Beide typen tijdseries worden gebruikt om te onderzoeken of er verschil is waar te nemen tussen de aanvang en het eind van de hulpverlening en of de uitkomsten overeenkomstig de gestelde doelen zijn77. De interraterbetrouwbaarheid van het coderen van kijkrichting is gemiddeld ,73. De intraraterbetrouwbaarheid van het coderen van kijkrichting is gemiddeld ,80. Voor het coderen van de kijkrichting zijn van elke filmopname tien aaneengesloten minuten gebruikt, waarbij beiden zichtbaar op beeld te zien moesten zijn en er geen anderen aanwezig waren. Voor het maken van de MEA-tijdseries zijn de totale filmopnames gebruikt, die variëren in tijdsduur van 13 minuten tot 30 minuten, waarvan de meeste 30 minuten zijn. MEA De MEA-tijdseries van hulpvrager Rens en hulpgever Emma zijn geanalyseerd met Cross Recurrence Quantification Analyses (CRQA), zie hoofdstuk 2c. We kijken telkens naar de diagonale, verticale en horizontale lijnen van de Recurrence Plot. De gele lijn is de diagonale lijn en representeert de mate van synchroniciteit van de dyade, waarbij de x-as de hulpvrager representeert en de y-as de hulpgever. De rode lijn representeert het initiatief van de hulpvrager en het volggedrag van de hulpgever. De blauwe lijn representeert het initiatief van de hulpgever en het volggedrag van de hulpvrager. Vervolgens wordt er van elke lijn het percentage recurrente punten berekend, de gemiddelde lengte van het aantal aaneengesloten punten en de maximale lengte van de aaneengesloten punten. Dit resulteert in de volgende parameters. DET: determinisme betreft het percentage punten dat zich bevindt op diagonale lijnen ten opzichte van het totaal aantal herhalende punten. Het is een indicatie van de mate van synchroniciteit van de dyade. LAM: het percentage punten dat zich bevindt op horizontale of verticale lijnen ten 77 Er zijn 13 filmopnames gebruikt voor het maken van MEA-tijdseries zijn, en 10 voor de tijdseries ‘kijkrichting’. Beide technieken beslaan de periode tussen januari 2011 en juni 2011 en zijn evenredig over de periode verdeeld. Op een enkele uitzondering na, zijn dezelfde filmopnames voor beide technieken gebruikt. De uitzonderingen hebben te maken met de bruikbaarheid van de film voor de specifieke meettechniek. 3G
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw