Sonja Graafstal en Carine Heijligers

42 1A een overzicht van de huidige stand van zaken in dit debat en bieden een terugblik op de filosofische discussie die er heeft gewoed. Afhankelijk van hoe men autonomie definieert wordt de realiteit en het belang van autonomie omarmd of juist verguisd. Waar de psychologie nog zeer verdeeld is over het bestaan en de definitie van autonomie, wordt binnen de filosofie het concept autonomie de laatste decennia juist meer geaccepteerd, verfijnd en toegepast. Ook in de economische wetenschappen wordt de noodzaak van autonomie voor het welbevinden van de mens en de maatschappij erkend. Deci en Ryan (2000) gaan nog een stap verder in het waarderen van autonomie. Zij beargumenteren autonomie als een van de drie psychologische basisbehoeften van de mens, naast competentie en de behoefte aan verbinding met de ander. Deze drie concepten vormen samen de ‘Self-Determination Theory’ (SDT). De aanname van het SDT is dat deze behoeften aangeboren zijn en noodzakelijk om als een psychologisch gezond individu te kunnen functioneren. Gebrek aan een van deze drie leidt tot achteruitgang en is schadelijk voor de psychische gezondheid, aldus Deci en Ryan. Het is te vergelijken met een plant die water, zon en aarde nodig heeft om te groeien en te bloeien. Gebrek aan een van deze drie leidt tot achteruitgang in de vitaliteit van de plant. Een uitgangspunt van de SDT is dat het bevredigen van deze behoeften de innerlijke drijfveer of motivatie vormt van ieder mens en de mens aanzet tot doelgericht gedrag. Onder invloed van de cognitieve wetenschappen heeft er in de jaren ’60 een verschuiving plaatsgevonden van de inhoud van de psychologische behoeften naar doelgericht gedrag in algemene zin en het bereiken en waarderen van doelen. Dit betekent dat er steeds meer onderzoek gedaan werd naar het cognitieve proces en dat de betekenis van de psychologische behoefte naar de achtergrond verdween. Voorbeelden hiervan zijn studies rondom ‘cognition and action’ van onder andere Thelen en Smith (1993). Thelen en Smith toonden aan dat alle bewegingen en handelingen van een persoon bepaald worden door de context. Zij wilden hiermee het vermogen van het individu om zich aan te kunnen passen aan de omgeving laten zien. Dit soort studies zijn in de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken over motivatie, doelgericht gedrag en beweging een belangrijke stap geweest. Maar het affectieve aspect van de psychologische behoeften is onderbelicht gebleven. Deci en Ryan (2000) brengen met de SDT de aandacht weer terug naar de kern: het feit dat mensen autonoom willen zijn, in verbinding met anderen en competent in wat ze doen. Dit zet mensen in beweging en vormt de drijfveer van het menselijk handelen. Het concept autonomie kan op verschillende manieren bekeken worden. Zo staat autonomie bijvoorbeeld in contrast met heteronomie. Heteronomie is gedrag dat onder dwang of sturing van iets of iemand uitgevoerd wordt. Het gaat dan om het volgen van regels die niet jouw eigen regels zijn. Dat wil niet zeggen dat autonomie hetzelfde is als het ongebreideld achterna lopen van je eigen wil. Ook het bewust naleven van

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw