Sonja Graafstal en Carine Heijligers

436 3 I Op deze manier is gewerkt aan een structuur van beurtwisseling. Dankzij de herhaling van dit interactiepatroon is deze structuur deel geworden van de jongere en is wederkerigheid ontstaan tussen de jongeren onderling. Daarnaast was de verwachting dat deze wederkerigheid ook zichtbaar zou worden in de thuissituatie met de overige gezinsleden. Twee jaar na het afronden van de hulpverlening gaven alle drie de moeders aan grote verbeteringen te zien in de relatie met hun zoon of dochter. De sfeer in huis was verbeterd, er was minder strijd en ook cognitief was er vooruitgang te zien. Uit dit alles blijkt dat er wederkerigheid is ontstaan waarbij er oog is voor de ander en de eigenheid is toegenomen. Op basis hiervan hebben wij vastgesteld dat de doelen van de hulpverlening zijn behaald en ook dat de verwachtingen op de langere termijn zijn uitgekomen. Noodzaak van supervisie Wij zijn ons ervan bewust dat de gepresenteerde resultaten niet uitputtend of volledig zijn en slechts een algemeen beeld weerspiegelen. De reden voor het spaarzaam vermelden van de resultaten is omdat we in dit hoofdstuk vooral de werkwijze van de hulpgever centraal hebben gesteld met daarbij de vraag of het mogelijk is om Beweging-als-houvast met meer jongeren tegelijk toe te passen? Het antwoord hierop luidt volmondig ‘ja’. De resultaten geven een positief beeld en betekenen vooruitgang in de sociaalemotionele en ego-ontwikkeling voor alle deelnemende jongeren. Dat wil niet zeggen dat deze werkwijze daarmee voor iedere hulpgever geschikt is. Het vraagt specifieke vaardigheden van de hulpgever om steeds te schakelen in het eigen bewegingspatroon en dit nauwkeurig af te stemmen op die specifieke jongere. Het belang van supervisie is naar ons idee evident voor dit proces. In de supervisie wordt de interactie tussen beide personen bekeken en wordt nauwkeurig de balans tussen gezamenlijkheid en onderscheid in kaart gebracht. Bij te veel gezamenlijkheid ontwikkelt de jongere niet omdat er geen groei in eigenheid kan ontstaan. Bij te veel onderscheid kan er geen ontwikkeling plaatsvinden omdat de jongere zich niet kan herkennen in de ander. De zone van de naaste ontwikkeling is hierop van toepassing. In hoofdstuk 5c gaan we dieper in op de noodzaak van supervisie, voor zowel het welbevinden van de hulpgever als voor het monitoren van het hulpverleningsproces. Beurtwisseling Een ander punt van aandacht met betrekking tot de hulpverlening die hier centraal stond betreft het begrip ‘beurtwisseling’. Over dit begrip bestaat nogal wat verwarring. In de hulpverlening wordt ‘beurt verdelen’ of ‘beurtwisselen’ regelmatig als interventiestrategie toegepast. Zeker in situaties waarin er gewerkt moet worden aan het vergroten van sociale vaardigheden. Wat men in de regel hieronder verstaat is het verbaal of taakgericht aansturen van personen in een bepaalde groep en hen instrueren wanneer zij ‘aan de beurt’ zijn of wanneer zij juist niet ‘aan de beurt’ zijn. Bijvoorbeeld:

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw