Sonja Graafstal en Carine Heijligers

437 DE ZEVENSTER ‘Henk, nu ben jij aan de beurt, jij mag iets vertellen, of jij mag met de dobbelsteen gooien. De anderen wachten tot Henk klaar is met praten en houden hun mond dicht’. Als Henk uitgepraat is, wordt de beurt aan de volgende persoon gegeven: ‘René, nu ben jij aan de beurt, nu mag jij iets vertellen en houden de anderen hun mond dicht’. Op deze manier wordt beurtwisselen of beurt verdelen ingetraind of ingeoefend. Fogel en Thelen (1987) beargumenteren dat de structuur van beurtwisselen al kan ontstaan direct na de geboorte tussen moeder en pasgeborene. Zij geven het voorbeeld van een moeder met de baby aan de borst. Het zuigritme van een baby is zuigen – pauze – zuigen – pauze. In de pauze laat de baby de borst los en kijkt om zich heen. Op het moment dat de baby stopt met drinken en moeder aankijkt, begint moeder te babbelen en geluidjes te maken. Er ontstaat een structuur waarin de moeder praat en de baby kijkt en luistert. Wanneer de baby weer verder gaat met drinken, stopt moeder met praten en brabbelgeluidjes maken, beiden hernemen hun eigen richting en eigen activiteit. De baby dicteert het ritme en moeder volgt dit ritme. Na verloop van enkele weken is aan de baby te zien dat de baby, los van zijn natuurlijke zuigritme, een eigen initiatief neemt in het aankijken van de moeder, in de verwachting dat zij tegen hem gaat praten. De beurtwisseling die op deze manier ontstaat is een patroon van korte momenten van gezamenlijkheid en onderscheid, dankzij moeder die de baby volgt in diens ritme. Op deze manier ontstaat er een ervaring in samenzijn en onderscheidend van elkaar zijn. De beurtwisseling die hier ontstaat is niet gebaseerd op taak of verbale aansturing, maar op het ervaren van momenten van wel en niet gezamenlijk zijn. De strategie die Irma heeft toegepast lijkt op deze vorm van moeder-baby interactie. De baby heeft een natuurlijk zuigritme: zuigen – pauze – zuigen, waar de moeder op inspeelt. Het spelletje Yahtzee heeft met vier personen ook een natuurlijk ritme: gooien – wachten – wachten – wachten – gooien. Van dit ritme heeft Irma gebruik gemaakt, door tijdens het gooien aandacht te geven aan de jongere die gooit en niet tijdens de momenten van wachten. Dit vraagt van de hulpgever alertheid omdat er juist tijdens de momenten van wachten allerlei ongewenste gedragingen plaatsvinden die uitnodigen tot correctie. Irma bleef echter op een prettige manier de aandacht vestigen op degene die gooide, waardoor ‘wachten’ ook een activiteit werd waar je plezier aan kunt beleven. Irma maakte hierbij gebruik van de interactiestructuur die ouders met jonge kinderen ook toepassen, namelijk met veel nadruk, grote gebaren en met langzame bewegingen de aandacht trekken en deze langer vasthouden. Ze schudt langer met de beker dan de jongeren, haalt langzamer de beker omhoog, beweegt met grotere gebaren en enthousiast stemgeluid. In een half jaar is deze wijze van communiceren doorontwikkeld naar een meer leeftijd adequate vorm en was de insteek vanuit een jongere interactiestructuur niet meer nodig. Met dit hoofdstuk hebben we laten zien hoe een ouder-baby strategie toegepast kan worden met jongeren, zonder dat het kinderachtig overkomt. 3I

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw