446 4A autonomie door de mogelijkheid om zelf controle te hebben over de duur en de mate van gezamenlijkheid. Beide technieken zijn relationeel van aard omdat de beloning vorm krijgt in de gelijkwaardige relatie tussen hulpgever-hulpvrager84. Een balans in volgen en leiden geeft prettig contact. Deze interactie wordt dan de beloning in die relatie. De bekrachtiging ontstaat dankzij de intrinsieke ervaring van verbinding en autonomie, twee psychologische basisbehoeften. Wellicht ten overvloede, het onthouden of ontnemen van de gezamenlijkheid als middel om gewenst gedrag te vertonen wijzen wij nadrukkelijk af en vormt geen onderdeel van onze technieken. Diagnostisch instrument Het zojuist gepresenteerde theoretisch model is ook als diagnostisch instrument te gebruiken. Het diagnostisch aspect hiervan is tweeledig. Allereerst wordt bekeken hoe de momenten van gezamenlijkheid en onderscheid tijdens een interactie verdeeld zijn over de beide partners. Dit is in eerste instantie een waardevrije verdeling. De betekenis van de verdeling wordt bepaald door de context en de beleving van beide personen. Zo kan een balans die uitslaat naar onderscheid passend zijn in een officiële setting waar de spreker degene is die praat en de zaal gevuld is met luisteraars. Een balans die overhelt naar gezamenlijkheid is in de context van een wedstrijd synchroonzwemmen daarentegen heel gewenst. Kortom, de betekenis van de uitslag van de balans dient in de context en met de interactiepartners vastgesteld te worden, zie hoofdstuk 2b over het interpreteren van de balans. Ten tweede wordt het patroon van volggedrag en initiatiefname geanalyseerd en hoe dit verdeeld is over de beide interactiepartners. Ook hiervoor geldt dat de betekenis van het patroon afhankelijk is van de context en de setting waarin de interactie plaats vindt. Volggedrag in een situatie waarin de een iets leert van de ander is passend als het gaat om te leren hoe je moet timmeren en houtbewerken bijvoorbeeld. Volggedrag is niet gewenst als het gaat om het in elkaar timmeren van een toevallige voorbijganger. Voor de interpretatie van het interactiepatroon is de input van de hulpgever van groot belang (zie ook hiervoor hoofdstuk 2b). 84 Bij het Behaviorisme staat de beloning los van de relatie hulpvrager-hulpgever. De hulpgever maakt zelf geen deel uit van de beloning of de bekrachtiging. De hulpgever kan wel complimenten of een glimlach geven en in die zin aan de beloning bijdragen, dit wordt dan sociale beloning genoemd in tegenstelling tot fysieke beloning. De beloning is echter niet gericht op een ervaring van gezamenlijkheid door een gezamenlijke beweging of op een ervaring van autonomie door een onderscheidende beweging.
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw