Sonja Graafstal en Carine Heijligers

448 4A Meebewogen zijn Naast het vermogen van complexe systemen om te synchroniseren op basis van het ritme, is er nog een algemeen principe dat complexe systemen in staat stelt elkaar te beïnvloeden. Dit principe hebben we het vermogen om ‘meebewogen zijn’ genoemd. In hoofdstuk 1c hebben we voor het eerst kennisgemaakt met het begrip ‘meebewogen zijn’ aan de hand van de ganzenkuikens van Konrad Lorenz (1950) die het eerst bewegende object volgen nadat ze uit het ei gekropen zijn. Rutten-Saris (1990) heeft dit vermogen prachtig vertaald in ‘meebewogen zijn’. In hoofdstuk 1e is naar voren gebracht dat het vermogen om meebewogen te zijn niet voorbehouden is aan dieren, maar ook bij mensen aanwezig is. Vrijwel iedereen die iemand op zijn duim ziet slaan zal als vanzelf ineenkrimpen; het is net alsof de waarnemer de slag op zijn eigen duim voelt. Het meest gebruikelijke woord dat men hiervoor gebruikt is empathie. De betekenis die wij heden ten dage toekennen aan het woord empathie houdt verband met het emotioneel en/of cognitief meevoelen of invoelen van de emotie van de ander. De oorspronkelijke betekenis van het woord empathie heeft echter te maken met een objectief vaststelbare vorm van een motorische imitatie (Allport, 1961). Het is volgens Smith (1759/2017) enigszins vergelijkbaar met een reflex, iets dat automatisch plaatsvindt en ons overkomt, maar het is geen reflex! Het is namelijk mogelijk deze reactie te onderdrukken, hetgeen bij een reflex niet het geval is. Kort gezegd, meebewogen zijn verwijst naar een beweging als reactie op of uitgelokt door een beweging van iets of iemand anders. Beweging als aangrijpingspunt Het moge inmiddels duidelijk zijn dat deze twee mogelijkheden gebaseerd zijn op wederzijdse bewegingen. Dankzij het wederzijdse ritme kan er een koppeling ontstaan tussen twee systemen. Dankzij het vermogen om met een ander ‘meebewogen te zijn’ voelen we ons verbonden met de ander en kunnen we zelfs het gedrag van de ander beïnvloeden. Het aangeboren vermogen om meebewogen te zijn en de wetmatigheid van het synchronisatieproces zijn de werkingsmechanismes die aan onze methode ten grondslag liggen. Ze zijn werkzaam in elke interactie ongeacht leeftijd of problematiek van de hulpvrager. Nieuw gedrag Een andere belangrijke eigenschap van een complex systeem is het vermogen tot zelforganisatie. Het concept zelforganisatie binnen CST heeft te maken met het ontstaan van nieuwe structuren en patronen zonder dat hiervoor een leider of een sturende factor in de omgeving of in de persoon zelf aan te wijzen is. Zelforganisatie is te zien bij individuele systemen en bij systemen in groepsverband. Voorbeelden van zelforganisatie in groepsverband zijn een zwerm vogels in hun vlucht of een school

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw