Sonja Graafstal en Carine Heijligers

450 4A gedrag dat we bij een hulpvrager waarnemen is volgens deze eigenschap het resultaat van de aanpassing van het systeem aan de omstandigheden waarin dit systeem zich heeft ontwikkeld. We zijn geneigd om het gedrag van de hulpvrager te zien als een eigenschap van deze persoon en daardoor als onveranderlijk of moeilijk te veranderen worden gezien. CST biedt een ander perspectief op dit gedrag, namelijk door het gedrag te beschouwen als een attractor. Een attractor is een toestand waar het systeem een voorkeur voor heeft, omdat gedurende langere tijd gebleken is dat het zich op deze manier het beste kan aanpassen. Het zijn patronen en gewoontes waar het systeem geneigd is in terug te vallen op het moment dat het systeem bewogen wordt. Een attractor kan metaforisch gezien worden als een ‘kuil’ in een soort landschap (zie Afbeelding 1b.8 in hoofdstuk 1b). Over dat landschap rolt een knikker en die knikker wordt aangetrokken, ‘attracted’, door de kuil waar deze invalt. Zodra de knikker in de kuil valt is er ‘opschudding’ nodig om de knikker weer uit de kuil te krijgen en verder te laten rollen over het landschap (Thelen & Smith, 1998). Een attractor kan er van een afstand uitzien als een stabiele eigenschap van het systeem, iets dat voorgeprogrammeerd is in de genen, of dat zich bevindt in de hersenen en daardoor vaststaand is. Deze stabiliteit is echter bedrieglijk. Een systeem is voortdurend in beweging hoe miniem en ogenschijnlijk onveranderlijk. In hoofdstuk 1b hebben we uitgelegd dat het noodzakelijk is voor een gezond systeem om voortdurend in beweging te zijn omdat onmiddellijke veranderingen in de omgeving vragen om onmiddellijke aanpassing. In de hulpverlening maken we gebruik van deze continue dynamiek en dus van de mogelijkheid om ‘uit de kuil’ te komen. Deze (soms minimale) beweging is ons houvast om verandering tot stand te brengen. De metafoor van de attractor helpt om te zien dat bij een diepe attractor er veel ‘opschudding’ nodig is om uit de kuil te komen. In hulpverleningstaal betekent dit dat ingesleten patronen en jarenlange gewoontes niet zomaar zijn te doorbreken, maar dat er flink geschud moet worden om uit dit patroon te komen. Een hardnekkige gewoonte is moeilijk te veranderen, denk maar eens aan stoppen met roken of het doorbreken van een patroon dat jarenlang in relatie met een partner of ouder is opgebouwd. De opschudding die het systeem nodig heeft wordt veroorzaakt door de hulpgever. Deze gaat zich op zo’n manier opstellen dat de hulpvrager verleid wordt om de attractor te verlaten en met de hulpgever een nieuw patroon (lees attractor) te ontwikkelen. Continuïteit en variatie Het creëren van een nieuwe attractor kost tijd en hoeveel tijd is van tevoren niet te voorspellen. Dit is afhankelijk van de relatieve stabiliteit van de attractor. We verstaan onder continuïteit of stabiliteit ‘de toestand van het hele systeem gecombineerd met

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw