Sonja Graafstal en Carine Heijligers

456 4A De processen op deze tijdschalen variëren van heel langzaam tot heel snel. Processen die zich afspelen op een langere tijdschaal zijn bijvoorbeeld veranderingen in de genen. Reacties op dit niveau voltrekken zich over generaties heen. Processen op een heel korte tijdschaal zijn bijvoorbeeld neurologische activiteiten waarbij de reactiesnelheid uitgedrukt wordt in milliseconden. Sommige reacties zijn met het blote oog waarneembaar, voor andere reacties zijn technische hulpmiddelen nodig. Voor het veranderen van gedrag kan op verschillende tijdschalen ingestoken worden, bijvoorbeeld door het toedienen van medicijnen en hormoonbehandeling, door de hersenactiviteit te beïnvloeden door middel van een EMDR-behandeling of door in te steken op sociale factoren als armoedebestrijding. De keuze die wij gemaakt hebben is om gedragsverandering teweeg te brengen op zichtbaar gedrag, dus de beweging. Het enige hulpmiddel dat we hiervoor gebruiken is observatie door middel van videobeelden. De beweging is zichtbaar en zo nodig kunnen we de tijd even bevriezen. Een minieme beweging is al genoeg om een verandering aan te zien komen. Een hulpvrager heeft bijvoorbeeld de ogen steeds neergeslagen en naar beneden gericht. Op een goed moment is te zien dat de oogbeweging van links naar rechts gaat, terwijl het hoofd naar beneden gericht blijft. Deze kleine verandering is een aanwijzing dat er iets gebeurt en dat verandering in gedrag op komst is. Dit kan belangrijk zijn voor de motivatie van de hulpgever, omdat deze daarmee weet dat ze op de goede weg zit. Hierbij gaan we ervan uit dat veranderingen die ontstaan op het niveau van gedrag en bewegingen interacteren met de andere tijdschalen, waardoor ook de hersenstructuur zich kan aanpassen, de hormoonhuishouding verandert en ook de sociale omgeving in deze ontwikkeling meegaat. Een voorbeeld van dit laatste komt uit de casus van Menno in relatie met hulpgever Joram. De interactie tussen Joram en Menno ontwikkelde zich van een patroon passend bij een jonge baby tot een patroon dat meer overeenkwam met dat van een peuter of kleuter. Deze interactiestructuur is vaak beter te herkennen voor ouders of andere betrokkenen. Het gevolg was dat het contact tussen de ouders en Menno makkelijker werd en zij meer handvatten kregen om te kunnen omgaan met Menno. De boze buien van Menno verminderde, de sfeer in huis en aan tafel verbeterde. De broers van Menno kregen ook beter contact met hem. Door de algehele ruimte die ontstond kwam er ook weer rust in het huwelijk van de ouders van Menno. Kortom het effect van de ontwikkeling in het interactiepatroon breidde zich in kringen uit naar de wijdere omgeving.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw