Sonja Graafstal en Carine Heijligers

459 EMPIRISCHE BESCHOUWING De meeste beroepsopvoeders vinden het niet makkelijk met de 14-jarige Joey. ‘Hij is hier nu al twee en een half jaar en hij houdt zich nog steeds niet aan de regels’, zegt een van de teamleden tijdens de cliëntbespreking. ‘Ook de leerkracht klaagt hierover en stuurt hem vaak de klas uit vanwege zijn storende gedrag’, zegt een ander. ‘Waar zouden we de regels nog kunnen aanscherpen?’ De persoonlijk begeleider vraagt of het team mee wil denken. ‘Niet meer op de computer, geen tv kijken ‘s avond en geen zoet beleg op de boterham’, antwoordt er een. ‘Of binnenblijven als de meeste jongeren buitenspelen’, het team draagt vele mogelijkheden aan. Eén teamgenoot, Marina, vindt Joey een leuke jongen en biedt aan zijn persoonlijk begeleider te worden. Ze stelt voor om regelmatig met hem te gaan sporten zodat hij zich uit kan leven. Sommige collega’s trekken hun wenkbrauwen op. ‘Dan ga je hem belonen, terwijl hij toch eerst zal moeten leren zich aan te passen.’ ‘Maar wat we tot nu toe hebben gedaan heeft niet geholpen’, antwoordt Marina. ‘Ik ben een buitensporter, een bootcamper en volgens mij spreekt hem dat wel aan. Zal ik het proberen?’ Inleiding We zijn dit proefschrift begonnen met het voornemen om het effect van Beweging-alshouvast te onderzoeken en aan te tonen. Al gauw kwamen we tot de conclusie dat het bewijzen van de effectiviteit van de methode via de weg van het vergelijken van een controlegroep met een behandelgroep een onmogelijke opgaaf was om redenen die uitgelegd worden in hoofdstuk 4c. Bovendien waren we al overtuigd van het positieve effect van de methode dankzij de jarenlange ervaring die was opgedaan. Interessanter was de vraag of er sprake is van een algemeen werkzaam principe dat zichtbaar is in elke casus. Dit leidde tot de volgende onderzoeksvraag: Is er sprake van een universeel mechanisme waarop de methode Beweging-als-houvast gebaseerd is? In hoofdstuk 4a hebben we het theoretisch model van Beweging-als-houvast uiteengezet en dit geplaatst binnen het kader van de complexe systeemtheorie (CST). We hebben geconcludeerd dat CST in staat is om een kader te bieden waarin orde, regelmaat en uniformiteit van ontwikkeling op globaal niveau te verklaren is (i.e., het nomothetische) en tegelijkertijd antwoord geeft op de diversiteit, flexibiliteit en a-synchronie waarmee de individuele ontwikkeling gepaard gaat (i.e., het idiografische). We hebben aannemelijk gemaakt dat er sprake lijkt te zijn van een universeel werkingsmechanisme waar Beweging-als-houvast gebruik van maakt. In dit hoofdstuk staat het empirisch onderzoek centraal waarbij we de resultaten van de casushoofdstukken zullen bespreken aan de hand van het theoretische model van Beweging-als-houvast. Ter herinnering, dit model bestaat enerzijds uit een dynamische balans waarbij een wederkerige interactie bestaat uit momenten van gezamenlijkheid en onderscheid. Volgens deze zienswijze zijn problemen toe te schrijven aan een 4B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw