Sonja Graafstal en Carine Heijligers

464 4B wederkerigheid. De grootste gemene deler was het ontbreken van volggedrag bij alle drie. Het interactiepatroon dat Irma met de jongeren opbouwde was te vergelijken met een ouder die de aandacht van een jong kind weet te trekken door langzaam te bewegen en met grote gebaren spanning opbouwt van ‘iets’ dat komen gaat. Dat was het begin van volggedrag. Na acht maanden was er een groot verschil in wederkerigheid te zien. De beurtwisseling was van een eenvoudig patroon doorontwikkeld naar een complex spel met verschillende rollen en taken en waarin samenwerking mogelijk was geworden. Reflectie Uit het overzicht wordt duidelijk dat er diverse overeenkomsten waren in de casussen. Zo was te lezen dat er in elke casus sprake was van problemen in de wederkerigheid. In alle casussen was het interactiepatroon bij aanvang van de hulpverlening niet leeftijdsadequaat. In een aantal gevallen was er zelfs sprake van een interactiepatroon dat vergelijkbaar was met dat van jonge baby’s. In de meeste gevallen lag er een eenzijdige nadruk op onderscheidende momenten en ontstonden gezamenlijke momenten vooral dankzij de hulpgever die de bewegingen of activiteiten van de hulpvrager volgde. In alle casussen werd er gewerkt aan het ontwikkelen van volggedrag en initiatiefname van de hulpvrager. Problemen met volggedrag kwam in alle casussen voor. Bij Dewy was dit kort en vluchtig, bij Rens ontstond het alleen op grond van meebewogen zijn met het ritme van Emma, bij Zack was volggedrag een aangeleerde respons en ontbrak een eigen beweging; Levi ging zonder te volgen en gezamenlijkheid te ervaren eenzaam door het leven terwijl Menno zich hevig verzette tegen elk verzoek om de ander te volgen. In veel gevallen waren er ook problemen in initiatiefname in contact maken. Zo was initiatiefname in contact zoeken nauwelijks aanwezig bij Rens, Zack en Levi, niet passend bij Floyd, gericht op eigenbelang bij Menno en niet leeftijdsadequaat zoals bij Yara. Wanneer we de drie mogelijkheden voor de basiscommunicatie in herinnering roepen: a) is een persoon in staat om initiatief te nemen in het leggen van contact met een ander; b) is een persoon in staat om initiatief te nemen om uit contact te gaan met de ander; c) is een persoon in staat om de ander te volgen, dan kunnen we stellen dat alle hulpvragers problemen hadden met een of meer van deze mogelijkheden. De weg om initiatiefname en volggedrag te ontlokken verliep in alle gevallen via de hulpgever. De meest gevolgde route die de hulpgever afliep was door eerst aan te sluiten bij de bewegingen van de hulpvrager, om vervolgens een onderscheidende beweging te maken en zo de hulpvrager ‘mee te nemen’ in een andere richting. De trekkracht zit in het ervaren van gezamenlijkheid. Dit kan als een beloning gevoeld worden, maar ook als een bedreiging. In de casus van Dewy was dat het geval en daarom werd ‘andersom’ gewerkt en begon Mireille met een onderscheidende richting om Dewy zelf de controle te geven over de verbinding. Met uitzondering van het contact

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw