Sonja Graafstal en Carine Heijligers

467 EMPIRISCHE BESCHOUWING Keuze activiteit Niet alleen de keuze voor een of meer bewegingskenmerken is belangrijk, ook de keuze voor de activiteit speelt een belangrijke rol. In het geval van Menno en Joram was dit het samen bekijken van folders over vliegtuigen, het favoriete onderwerp van Menno. De activiteit in de casus van Rens was het gezamenlijk ritmisch bewegen, Dewy was dol op knutselactiviteiten, Levi speelde eindeloos het spel Halli Galli met Gerda en in de casus van Floyd met Anouska stond praten over gezamenlijke onderwerpen centraal. In de beschrijving van de casussen kwam al even naar voren dat het interactiepatroon van een dyade op verschillende leeftijden kon worden beschreven. Aan de ene kant kan een patroon vergeleken worden met dat van een ouder-baby interactie, op een ander niveau met dat van een peuter terwijl de activiteit leeftijdsadequaat is en dat allemaal voor hetzelfde koppel. De juiste keuze voor de activiteit bepaalt de aantrekkingskracht voor het ontwikkelen van gezamenlijkheid, daarom is het belangrijk om daar bewust bij stil te staan. Reflectie De genoemde verschillen in aanpak en keuzes wijzen erop dat de weg waarop de hulpverlening wordt uitgevoerd niet vastgelegd is en ook niet vastgelegd kan worden in een protocol. Zelfs als we, hypothetisch gedacht, zouden zeggen dat er altijd een keuze voor kenmerk snelheid gemaakt moet worden, dan nog zou de invulling uniek zijn. Snelheid kan immers betekenen dezelfde snelheid van bewegen of praten, maar ook de duur van het bewegen of praten, of het ritme van de beurtwisseling. De unieke aard van de dyade noopt onomstotelijk tot het idiografisch toepassen van het algemene doel, namelijk volggedrag en initiatiefname ontwikkelen om zo wederkerigheid te bevorderen. Uit alle casussen blijkt dat de unieke toepassing geen belemmering is om te komen tot die doelen, maar juist een voorwaarde. Dit impliceert eveneens dat dezelfde hulpvrager in relatie tot een andere hulpgever wel kan werken aan hetzelfde ontwikkelingsdoel, bijvoorbeeld volggedrag ontwikkelen, maar dat de invulling en uitvoering hiervan uniek en idiografisch zal worden ingevuld. Probleemgedrag In het voorgaande zijn we ingegaan op de wijze waarop we vanuit Beweging-alshouvast hulpverlening vormgeven. Deze werkwijze is niet gebruikelijk. Meestal wordt er in de hulpverlening gesproken over het zichtbare probleemgedrag of in termen van DSM-diagnoses. We gaan de casussen nogmaals langs, bespreken het zichtbare probleemgedrag en effect van de hulpverlening. We willen tevens laten zien dat de gedragingen het resultaat zijn van een disbalans in de wederkerigheid. We verwijzen de lezer naar hoofdstuk 5a voor een verdere toelichting op de DSM-diagnoses en onze visie op probleemgedragingen die gerelateerd zijn aan de diagnoses. 4B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw