Sonja Graafstal en Carine Heijligers

468 4B Dewy- Mireille De DSM-diagnoses die bij Dewy op zesjarige leeftijd werden vastgesteld waren reactieve hechtingsstoornis en ADHD. Dit was zichtbaar in druk, impulsief en onvoorspelbaar gedrag. Alle kasten en kamers in huis waren op slot zodat Dewy nergens ongevraagd bij kon komen. Ze kon geen minuut alleen blijven. Pikte snoep en eten uit de keuken, zat aan de spullen van de andere gezinsleden en maakte dagelijks ruzie met de andere gezinsleden. Ook op school was er sprake van verstorend gedrag en ze had weinig vrienden of vriendinnetjes. De pleegouders waren dermate wanhopig dat een uithuisplaatsing aangevraagd was, omdat de relaties binnen het gezin door Dewy te ernstig verstoord werden. Na afloop van de hulpverlening met Beweging-als-houvast was er geen sprake meer van een uithuisplaatsing. Dewy kon zich op een prettige manier verhouden tot de overige gezinsleden. Daarnaast was haar gedrag ook buiten het gezinsleven passender geworden. Zo had ze vriendinnen waar ze mee afsprak en verbeterde haar schoolse vaardigheden. Volgens de eigen woorden van Dewy is ze veranderd van ‘een meisje dat altijd de baas wilde spelen, naar iemand die graag samenwerkt en nu een teamspeler is’. In deze casus werden de DSM-diagnoses terzijde geschoven en werd aan het onderliggende probleem gewerkt. Volgens onze visie betrof dit de snelheid waarmee Dewy van het ene onderwerp naar het andere onderwerp schakelde, met als gevolg dat momenten van gezamenlijkheid schaars waren en er sprake was van een disbalans in wederkerigheid. Het drukke, impulsieve gedrag van Dewy hebben we beschouwd als een relationeel probleem en dit is ook in de relatie met Mireille aangepakt met gewenst resultaat voor Dewy en het hele gezin. Het werken aan het verlengen van de duur van de gezamenlijke activiteit heeft bij Dewy geleid tot meer wederkerigheid in de relatie. Het effect hiervan was zichtbaar in een afname van impulsiviteit, meer rust en de mogelijkheid om prettig contact met anderen te onderhouden. Menno-Joram De vastgestelde DSM-diagnoses bij Menno waren een matig verstandelijke beperking en autisme. Dit uitte zich in een enorme vasthoudendheid in zijn wensen ten aanzien van alle routines in het gezin. Menno bleek zeer vasthoudend in zijn wensen en ideeën en als daar geen gehoor aan werd gegeven, leidde dit tot escalaties en woede-uitbarstingen. Deze buien konden uren duren en trokken een enorme wissel op de overige gezinsleden. Dit gedrag kwam meermalen per week voor en werd ook op de dag- en weekendopvang herkend. Het effect van de hulpverlening met Beweging-als-houvast was dat Menno in relatie tot Joram meer volgzaam en gehoorzaam werd en kon accepteren dat dingen anders gingen dan hij wenste of eiste. Hij smeerde voortaan zijn eigen brood, strikte zelf zijn veters

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw