Sonja Graafstal en Carine Heijligers

469 EMPIRISCHE BESCHOUWING en at mee met wat de pot schafte. Volgens de woorden van zijn ouders was Menno minder zelfbepalend geworden en kon hij zich beter voegen naar de dagelijkse routine. De diagnose autisme is niet leidend geweest in de hulpverlening met Beweging-alshouvast. Uit de analyse van de balans van gezamenlijkheid en onderscheid bleek een sterke nadruk op onderscheidend zijn van de ander en het ontbreken van volggedrag van Menno. Hij nam letterlijk de ander niet waar en gezamenlijke momenten waren er alleen als de ouders Menno zijn zin gaven. Door te werken aan het onderliggende probleem, het ontwikkelen van volggedrag, is er beurtwisseling ontstaan in de relatie tussen Menno en Joram. Een mooi begin in de ontwikkeling van wederkerigheid. De volgende stap was om dit patroon ook te herkennen en toe te kunnen passen in relatie met de andere gezinsleden. Menno-Mylene Een van de problemen waar de ouders van Menno tegenaan liepen waren de avondmaaltijden. Menno was zo dwingend in zijn manier van aandacht opeisen en het woord voeren, dat zijn broers met regelmaat de avondmaaltijd op hun eigen kamer gebruikte, om op die manier in rust te kunnen eten. Na afloop van de hulpverlening, waarbij Mylene wekelijks mee at met de avondmaaltijd, was de sfeer aan tafel zichtbaar veranderd. De broers bleven beneden eten, er werden grapjes gemaakt, Menno kon luisteren naar de verhalen van de andere gezinsleden, stelde zelf belangstellende vragen of at in stilte zijn bord leeg. De visie van Beweging-als-houvast op autisme is om zelfbepalend gedrag te zien als ‘moeite hebben met variaties’. Bij Menno kwam daar nog zijn trage verwerkingstijd bij, waardoor veranderingen hem ‘overkwamen’ in plaats van dat hij ze kon zien aankomen en daarop anticiperen. Zijn vasthoudendheid aan routines en zich daaraan vastklampen is vanuit deze visie te begrijpen. De meest gevolgde route in de hulpverlening is gehoor geven aan de wens voor structuur en overzicht en de omgeving voorspelbaar in te richten. Door te werken aan het ontwikkelen van volggedrag werd de ander steeds zichtbaarder voor Menno. Het zelfbepalende gedrag was niet langer nodig om de situatie te kunnen overzien. De veiligheid zat in de relatie met de ander. Levi-Gerda Bij Levi gaf een intelligentietest in de vroege jeugd aanleiding om de diagnose licht verstandelijke beperking vast te stellen. Op latere leeftijd werd daarbij de diagnose ‘reactieve hechtingsstoornis’ vastgesteld. Het gedrag van Levi waarin dit zich uitte was zelfbepalend, onaangepast en agressief. Hij was ongehoorzaam, ging volledig zijn eigen gang, verzorgde zichzelf slecht, maakte ruzie met zijn zusjes en vernielde hun spullen. Volgens zijn ouders kon hij zich niet inleven in de gevoelens van anderen. 4B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw