Sonja Graafstal en Carine Heijligers

47 UITGANGSPUNTEN hulpverleningssituatie. De opvatting dat een hulpvrager ‘geen contact wil’ houdt daarom volgens ons geen stand. Wij gaan ervan uit dat iedereen behoefte heeft aan verbinding en dat het aan de hulpgevers is om die verbinding mogelijk te maken wanneer deze niet vanzelf of niet gemakkelijk ontstaat. Zelfbegrip: competentie Het derde punt van het concept ‘zelfbegrip’ is competentie. Je competent voelen hangt nauw samen met je gevoel van eigenwaarde, zelfvertrouwen of zelfwaardering (selfesteem in het Engels). Het is de evaluatie van jezelf, waarin je de sterke en zwakke punten van jezelf kunt benoemen, waarin voel je je competent en waarin (nog) niet? Aangezien we het hier hebben over evaluatie, spreekt het voor zich dat we het over het ‘Me’ hebben, het zelf dat ontstaat vanaf het 2e jaar. We zullen in deze paragraaf ook stilstaan bij het ‘I’. Kan het ‘I’ ook een ‘gewaarzijn van competentie’ ervaren en hoe zou dat dan eruit kunnen zien? Beide aspecten zullen we kort bespreken en toelichten op welke manier wij in onze methode Beweging-als-houvast competentie benaderen. In een studie van Verschueren et al. (1996) wordt een link gelegd tussen een positieve waardering van het zelf en de hechtingsrelatie met de moeder. Kinderen van vier en vijf jaar die een veilige hechtingsrelatie hebben met hun moeder rapporteerden positiever over zichzelf dan kinderen met een onveilige hechtingsrelatie. Bovendien werden kinderen met een veilige hechtingsrelatie en een positief zelfbeeld door leerkrachten als meer competent en sociaalvaardig beschouwd. Die sociale vaardigheid is logisch want de kinderen met een veilige hechtingsrelatie voelen zich gezien en gehoord door hun ouder. De ouder is beschikbaar wanneer zij die nodig hebben en die is sensitief in de reactie op de emotionele staat van het kind. Hierdoor voelt het kind zich competent in de signalen die het uitzendt naar de ouder toe, want er komt een adequate reactie op terug. De wijze van communiceren die het kind in de relatie met de ouder heeft opgebouwd en die voorspelbaar is kan het kind nu ook toepassen in de relaties met anderen, zoals leeftijdsgenootjes. Deze basisveiligheid en het positieve zelfbeeld vertaalt zich bij 4- tot 7-jarigen in zich competent voelen in diverse domeinen, zoals schoolse vaardigheden en atletische vaardigheden. Dit blijkt te correleren met de scores die de leerkrachten van die kinderen geven op dezelfde domeinen (Marsh et al., 2002). De basis voor competentie wordt dus gelegd in de ouder-kind relatie: de dagelijkse interacties waarin het kind een positief zelfbeeld ontwikkelt ten aanzien van zijn vaardigheden. In een studie van Kelso (2016) is nagedacht over de basis van waaruit een gewaarzijn van competentie kan ontstaan. Dit is dus competentie die zich richt op het ‘I’, de preverbale periode van een kind waarin het zichzelf niet woordelijk kan uitdrukken of over zichzelf kan rapporteren. Kelso neemt de beweging als uitgangspunt en hoe beweging bij baby’s kan leiden tot zich competent voelen. Een primair gewaarzijn van ‘agency’ of je ‘in 1A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw