471 EMPIRISCHE BESCHOUWING gezamenlijkheid en prettig contact in relatie tot John werd de trekkracht voor het ontwikkelen van positieve contacten, waardoor negatieve gedragingen niet meer nodig waren en uitdoofden. De wederkerigheid die in relatie tot John ontstaan was, leidde er ook toe dat Zack nieuwe dingen kon ontdekken en van de ander kon leren. Yara-Veerle De gedragsproblemen van Yara hielden verband met de diagnose selectief mutisme waarvan in het dossier melding werd gemaakt. Dit uitte zich in niet of nauwelijks spreken buiten de veilige omgeving van haar gezin. Yara toonde op school angstig gedrag, had geen vriendinnetjes en zocht geen contact met andere kinderen. In de thuissituatie werd er door de ouders geen problemen ervaren, daar gedroeg Yara zich passend en sprak ze wel. Na afloop van het traject met Beweging-als-houvast bleek Yara zich ook buitenshuis prima te kunnen redden. Ze was over haar angst heen om te praten, had vriendinnetjes, fietste zelfstandig naar school en als gezin ondernamen ze leuke uitstapjes, hetgeen voorheen onmogelijk was voor Yara. Door het probleem van Yara als een relationeel probleem te beschouwen en het te zien in het licht van wederkerigheid, werd duidelijk dat Yara wel praatte in een context waarin veel gezamenlijkheid was, zoals in de relatie met Veerle. Het probleem zat in de moeite met het onderscheidend zijn van elkaar. Wederkerigheid is gebaat bij zowel gezamenlijk als onderscheidend kunnen en durven zijn van de ander. De sterke voorkeur van Yara voor gezamenlijkheid beperkte haar mogelijkheden om te leren en haar eigenheid te ontwikkelen. Nadat in de hulpverlening gewerkt is aan het omgaan met een meer onderscheidende manier van praten dan Yara van huis uit gewend was, verdween ook de angst om te praten en ontwikkelde Yara zich verder zoals van een tienermeisje verwacht kan worden. Rens-Emma Uit het dossier van Rens bleek sprake te zijn van autistiform gedrag en een ernstig verstandelijke beperking. Rens kon urenlang in dezelfde houding aan tafel zitten, zonder contact te maken met anderen of iets te ondernemen. Daarnaast vertoonde Rens een grote mate van onrust. Dit uitte zich in gillen, handen bijten, slaan op muren, tafels of begeleiders en door stereotype gedragingen zoals heen en weer wiegen, door de ruimte lopen en hyperventileren. Men vermoedde dat de onrust van Rens bepaald werd door de sfeer op de groep, te veel prikkels of door fysieke pijn. Het grootste probleem van de begeleiders was echter de onvoorspelbaarheid van Rens. Hij kon plotseling opspringen, gaan gillen en slaan en dit gedrag gecombineerd met zijn grootte en fysieke kracht leidde bij de begeleiders soms tot angst. Om die reden werd hij meestal met rust gelaten. 4B
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw