Sonja Graafstal en Carine Heijligers

480 4C Zoals gezegd, geen individu is hetzelfde, maar juist in de levende natuur veranderen organismen voortdurend en zijn daarmee dus ook niet stationair. Ondertussen veranderde er in ons denken iets wezenlijks over wat we wilden onderzoeken. Alle hulpgevers die met de methodiek werkten, inclusief wijzelf, waren al overtuigd dat EBL effectief was. Het succes dat behaald werd met een groot aantal casussen was daar het bewijs voor. Het waren dus niet alleen wetenschapstheoretische argumenten, maar ook de ultieme vraag die we wilden beantwoorden maakte dat we kozen voor een meervoudige gevalsstudie. Waarom werkt de aanpak die Carine (samen met Marijke Rutten-Saris) heeft ontwikkeld? Wat zijn theoretische gronden en kunnen we het werkingsmechanisme blootleggen door de interventie over tijd te volgen? Overdraagbaarheid In de eerste jaren van ons (parttime) onderzoek bleek dat onder supervisie van Carine studenten uitstekende resultaten wisten te behalen bij hun klinische stage op De La Salle. Het bleek echter veel moeilijker om bachelorstudenten van de opleiding Pedagogische Wetenschappen in een theoretische cursus duidelijk te maken wat er precies tijdens behandelsessies gebeurde. Bij elk concreet geval was wel duidelijk wat er aan de hand was, maar generalisatie naar andere casussen was moeilijk. Wij hadden daarvoor nog niet de juiste taal ontwikkeld en evenmin was het duidelijk hoe we op een abstract niveau konden praten over het werkingsmechanisme van de EBLmethodiek. Daarmee werd steeds duidelijker dat de gebruikte terminologie van EBL slecht overdraagbaar was. Tevens maakte het gebruik van zogenaamde ‘EBL-taal’92 dat potentieel geïnteresseerden moeilijk over de streep te trekken waren om zich fundamenteel te verdiepen in de methodiek. Het is te danken aan het niet-aflatende geduld en de inspanningen van collegadocenten van de opleiding Pedagogische Wetenschappen dat het steeds duidelijker werd wat er concreet gebeurde tijdens een interventie die Carine voorstelde en waarop zij feitelijk ingreep in de interactie tussen een hulpgever en een hulpvrager. Een belangrijk, historisch moment dat voor een doorbraak zorgde willen we hier niet onvermeld laten. In een gesprek tussen een docent en Carine vroeg de docent wanhopig: “Maar wat is dan de kern waar je op let?” Hierop antwoordde Carine: “De beweging is mijn houvast”. Dit leidde er uiteindelijk toe dat de bewegingskenmerken waarop Carine al die tijd al stuurde in de supervisie concreet werden gemaakt en daarmee bleek de methode uitstekend overdraagbaar. Deze fundamentele wijziging maakte een nieuwe naam noodzakelijk; het werd ‘Beweging-als-houvast’. 92 Termen als afstemmen, baby-spel en interactiestructuren werden niet concreet gemaakt waardoor er voortdurend verwarring ontstond over de betekenis in de behandeling.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw