Sonja Graafstal en Carine Heijligers

49 UITGANGSPUNTEN domeinen waarin een persoon zich wel of niet competent voelt. Dan kunnen ook interventies als het competentiemodel effect sorteren. Conclusie We hebben in dit hoofdstuk het fundament van Beweging-als-houvast duidelijk willen maken en toelichten. Daartoe hebben we de drie pijlers van de methode Bewegingals-houvast besproken: A) We kijken naar beweging. Het is de basis van het leven. Elke ontwikkeling vindt zijn oorsprong in beweging, dit geldt zowel voor de cognitieve, als de sociale en de emotionele ontwikkeling. B) De relatie tussen ouder en kind of hulpvrager en hulpgever is het speelveld waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden. Op dit speelveld wordt ook betekenis gegeven aan gedrag, waardoor we gedrag niet beschouwen als een eigenschap van een persoon, maar als een eigenschap van de relatie. We erkennen de subjectieve ervaring die bewegingen (lees gedragingen) bij ieder kunnen oproepen. Deze subjectiviteit poetsen we niet weg, maar we roepen de hulp in van de fenomenologie, om het oordeel nog even op te schorten en stil te staan bij de ervaring zelf. Dit maakt het mogelijk om het gedrag te beschouwen als een vorm van afstemming tussen twee personen. De ruimte die we hierdoor creëren maakt het mogelijk om op een andere manier om te gaan met gedrag en met de onmacht die we soms tegenkomen bij zeer goedwillende hulpgevers. C) Het doel van de methode is het ontwikkelen van alle aspecten van het zelf: autonomie, verbinding en competentie. We gaan ervan uit dat bij ieder mens de psychologische behoefte bestaat om toe te komen aan alle drie de aspecten van het zelf en dat gebrek aan een van deze drie leidt tot stagnatie van ontwikkeling en groei. We maken onderscheid tussen een reflectief zelf, het Me en een existentieel zelf, het I. Beweging-als-houvast richt zich primair op de ontwikkeling van het I, het fysieke zelf dat ontstaat dankzij de eigen bewegingen die een persoon maakt in relatie tot zichzelf, de context en de ander. 1A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw