Sonja Graafstal en Carine Heijligers

500 5A gezien te laag was. De situatie is met de meest recente publicatie van de DSM-5 volgens Frances (2017), voorzitter van de Task Force DSM-IV, alleen maar verslechterd.97 Een ander bezwaar tegen het categoriseren van mensen op basis van de DSM, zo stelt Scheepers (2021), is dat een categorie suggereert dat we te maken hebben met homogene groepen, terwijl er juist veel verschillen bestaan binnen elke diagnosegroep. Dit blijkt alleen al uit de wijze waarop een diagnose tot stand komt. In veel gevallen bestaat de beschrijving van de stoornis uit een aantal criteria. Een cliënt moet bijvoorbeeld aan 5 van de 9 criteria voldoen om de diagnose te kunnen krijgen (e.g., borderline of de narcistische persoonlijkheidsstoornis). Dit betekent dat twee personen eenzelfde diagnose kunnen krijgen, terwijl hun gedrag slechts op één criterium overeenkomt. Tegelijkertijd kennen we de situatie van sterke overlap tussen verschillende diagnosegroepen als gevolg van het fenomeen comorbiditeit. Deze term die door Feinstein in 1970 werd geïntroduceerd in de medische wereld verwijst naar het verschijnsel dat bij een patiënt twee onafhankelijke ziekteprocessen tegelijk voorkomen die elkaars verloop kunnen beïnvloeden. Comorbiditeit is alomtegenwoordig in de DSM en is alleen maar toegenomen. First (in Oudheusden et al., 2015) stelt dat het toekennen van meer dan één classificatie in veel gevallen noodzakelijk is.98 Het geeft niet alleen een beter klinisch beeld maar doet ook recht aan de complexiteit van de situatie van een cliënt. Dit betekent echter dat we een hulpvrager met primair diagnose A die ook een aantal kenmerken heeft van diagnose B niet goed kunnen onderscheiden van een hulpvrager met primair diagnose B die kenmerken heeft van diagnose A. Comorbiditeit zorgt voor een sterke verwantschap tussen verschillende diagnosegroepen. Ten slotte, wijzen wij op twee belangrijke ontwikkelingen binnen de DSM sinds de publicatie van de eerste manual in 1952. Het aantal DSM-categorieën is in haar historie enorm toegenomen; van circa 100 in de DSM-I tot ruim 300 in de DSM-5. Bovendien zijn categorieën die aanvankelijk als stoornis waren opgenomen uit de lijst verwijderd (e.g., homoseksualiteit in 1973, hysterie in 1980 en Asperger autisme in 2013) en werden over de jaren nieuwe stoornissen toegevoegd. In de DSM-5 zijn 15 nieuwe stoornissen opgenomen (e.g., disruptieve stemmingsdysregulatie stoornis en verzamelstoornis). Ook niet onbelangrijk is het feit dat belangengroepen lobbyen voor opname van een stoornis in de DSM. Zo zorgden de werkgroep van Vietnamveteranen ervoor dat de Post Traumatisch Stress Stoornis (PTSS) opgenomen werd in de DSM-3, 97 De kritiek van Frances (2017) op de onderzoekers die de uitkomsten van betrouwbaarheidsonderzoek naar de DSM-5 acceptabel vinden, is dat alles betrouwbaar wordt als je het betrouwbaarheidscriterium verlaagt. 98 Ook in deze studie is te zien dat er in vrijwel alle casussen sprake is van minimaal twee diagnoses; in het geval van Floyd uit Hoofdstuk 3h zelfs van vier.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw