Sonja Graafstal en Carine Heijligers

502 5A nieuwe mensen met andere eigenschappen deze toevoegen aan de omschrijving. In de jaren 50, toen de term Asperger nog onbekend was, ervoeren mensen zichzelf niet als zodanig; “… they did not interact with their friends, their families, their employers, their counsellors, in this way; but in 2000 this was a way to be a person, to experience oneself, to live in society.” (Hacking, 2007, p. 303). Dat de context fundamenteel verbonden is met het perspectief op gedrag wordt beargumenteerd door Bosman (2017; zie ook Bosman & Voermans (2016). Stoornissen ontstaan en bestaan als gevolg van de interactie tussen het individu en de omgeving. Een afwijking is namelijk niet per definitie een stoornis. Wat in de ene situatie of context een probleem oplevert, kan in een andere situatie juist heel goed werken. Denk aan de rusteloze, snel afgeleide leerlinge in de klas die op het voetbalveld uitblinkt door haar toewijding aan en concentratie tijdens het spel. De cabaretier Jochem Myjer die als ADHD’er bekend staat heeft veel voordelen van zijn ‘afwijking’ in zijn beroep als cabaretier. Anders gezegd, het is sterk afhankelijk van de context waarin iemand leeft en werkt in welke mate een ‘afwijking’ een voordeel of een nadeel is. Als een classificatiesysteem als de DSM afhankelijk is van tijd, plaats en persoon, betekent dit dan dat de DSM ondeugdelijk is? Deze vraag hoeven wij hier niet te beantwoorden, omdat dit voor onze kijk op stoornissen niet van belang is. Voor ons is het relevant of een classificatiesysteem als de DSM bruikbaar is voor het hulpverleningsproces. De belangrijkste vraag die wij stellen: Geeft een diagnose op basis van het classificatiesysteem aan welke (be)handelingsmogelijkheden er zijn voor het probleem? De Nederlandse vertaling van de DSM-5 is daar heel duidelijk over. De DSM is een classificatiesysteem dat op basis van overeenkomstige karakteristieken een stoornis definieert. Er worden geen oorzaken van de beschreven stoornissen gegeven en de DSM reikt evenmin behandelingen aan. Om die reden hebben wij onze toevlucht gezocht tot een diagnostische werkwijze die ons wel handvatten geeft om het hulpverleningsproces vorm te geven. Deze hebben wij gevonden in de methode Beweging-als-houvast. Stoornissen en hulpverlening De veronderstelling dat psychiatrische stoornissen het gevolg zijn van hersenziekten en dus een biologische oorsprong kennen heeft er jarenlang voor gezorgd dat de omgeving en de geschiedenis van de hulpvrager onderbelicht is gebleven. Daar begint volgens van Os (2014) verandering in te komen. Zo verscheen in 2012 een meta-analyse van Varese et al. waaruit overduidelijk bleek dat (jeugd)trauma’s een belangrijke voorspeller zijn van psychotische syndromen. Dit onderzoek laat overtuigend zien dat het ontstaan van een stoornis niet toe te schrijven is aan een enkelvoudige, biologische oorzaak. De geschiedenis en de leefomstandigheden van een hulpvrager vormen een wezenlijk

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw