Sonja Graafstal en Carine Heijligers

509 PERSPECTIEF OP STOORNISSEN voor details en lokale informatie in plaats van globale of Gestalts, zien we terug in de exclusieve belangstelling van sommige mensen voor een of een paar dingen. Een voorbeeld is een kind dat vooral wil kijken naar ronddraaiende voorwerpen (wieltjes of de wasmachine) of kennis heeft van alle postcodes (zie Booth & Happé, 2016; Happé & Frith, 1996, 2006). Executieve functietheorie Executieve functies als term is geïntroduceerd door de neuroloog Pribram (1973). Uit zijn onderzoek met apen waarbij laesies werden aangebracht in de prefrontale hersenen bleek dat zij na de hersenoperatie minder goed in staat waren om een taak uit te voeren. Hieruit werd afgeleid dat de prefrontale hersenen betrokken zijn bij het structureren van gedrag. Inmiddels is het in de psychologie een breed en overkoepelend begrip geworden. Het verwijst naar het vermogen waarmee mensen hun leven plannen, regelen en monitoren. De term executieve functies verwijst naar aandachtregulatie, cognitieve flexibiliteit, werkgeheugen, redeneren, probleemoplossingsvaardigheden, planning, ect. Problemen op dit gebied lijken meer voor te komen bij mensen met autisme (Ahmed & Miller, 2011; Ozonoff et al., 1991; Rumsey, 1985). Omdat executieve functies een rol spelen bij impulscontrole zoals emotie- en gedragsregulatie wordt verondersteld dat problemen met executieve functies mede ten grondslag kan liggen aan autisme. Verminderde flexibiliteit en repetitief gedrag bij mensen met autisme zou dan het gevolg kunnen zijn van een stoornis in de functie van de frontale hersenen (Lopez et al., 2005). Theory of Mind Het begrip ‘Theory of Mind’ werd voor het eerst gebruikt door Premack en Woodruff (1978), in hun onderzoek naar het gedrag van chimpansees. Hiermee wordt het vermogen aangeduid van mensen en dieren om zich een voorstelling te maken van de gevoelens, gedachten, ideeën en bedoelingen van anderen. Hierdoor kan het gedrag van anderen begrepen worden en kan dat gedrag zelfs tot op zekere hoogte voorspeld worden. Iemand met een theory of mind kan dus voorspellen dat een man die zegt dat hij dorst heeft mogelijk op zoek zal gaan naar iets drinkbaars. Wimmer en Perner (1983) testten het ontstaan van een theory of mind in jonge kinderen en concludeerden dat de eerste tekenen daarvan zichtbaar worden op een leeftijd van vier jaar en op zesjarige leeftijd doorontwikkeld is. Baron-Cohen et al. (1985) lieten met dezelfde testen zien dat kinderen met autisme niet voor deze test slaagden, terwijl kinderen zonder een ontwikkelingsstoornis en kinderen met verstandelijke beperking (i.e., syndroom van Down) dat wel deden. Een beperkte of afwezige theory of mind wordt daarmee gezien als een verklaring voor de problemen in de sociale en communicatieve ontwikkeling van kinderen met autisme. Een theory of mind is een voorwaarde om de sociale omgeving waar te kunnen nemen en te begrijpen zodat het eigen gedrag hierop aangepast kan worden (e.g., Baron-Cohen & Wheelwright, 2004; Gökcen et al., 2016). 5A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw