Sonja Graafstal en Carine Heijligers

511 PERSPECTIEF OP STOORNISSEN en te kijken op welke manier de ervaren wederkerigheid gebrekkig is en welke rol beide partners daarin spelen. De balans tussen gezamenlijkheid en onderscheid slaat bij mensen met autisme en hulpgevers/verzorgers vaak uit naar onderscheidend zijn van elkaar. Bijvoorbeeld in situaties waarin de hulpgever de hulpvrager aankijkt, terwijl de hulpvrager naar het spel blijft kijken. Ook kan de duur waarop de hulpvrager geïnteresseerd is in een activiteit verschillen met die van de hulpgever, denk aan de hulpvrager die zich urenlang kan vermaken kijkend naar draaiende wieltjes, hetgeen een hulpgever sneller zal vervelen. Het gaat er in onze visie niet om dat de een zich meer volgens een algemene norm gedraagt dan de ander. Het draait om de vraag hoe kun je in het contact op zoek gaan naar een balans waarin meer gezamenlijkheid aanwezig is, zodat de hulpvrager meer ervaring opdoet met verbinding en prettig samenzijn? De oplossing hiervoor dient allereerst gezocht te worden bij de hulpgever. Hoe kan die zijn bewegingen zo aanpassen dat gezamenlijkheid én wederkerigheid kan ontstaan? Want als iemand buiten de algemene verwachting handelt en op een andere manier reageert dan de ‘norm’ en hulpgevers zijn niet in staat daarop in te spelen, wie is er dan niet wederkerig? Zie ook het artikel van Gernsbacher (2006) over het thema autisme en wederkerigheid, waarin prachtige voorbeelden worden gegeven van ouders die besluiten zich te verdiepen in de interesses van hun kind en zo momenten van gezamenlijkheid creëren. Verstandelijke beperking DSM-5 beschrijving In de DSM-5 valt de stoornis verstandelijke beperking onder de hoofdcategorie ‘Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen’. Een verstandelijke beperking kent vier ernstgradaties: licht, matig, ernstig en zeer ernstig. Hierbij bepaalt niet de IQ-score de ernst, maar de mate van adaptief functioneren. In de DSM-5 wordt de verstandelijke beperking door drie diagnostische criteria gekarakteriseerd. 1 Tekorten in intellectueel functioneren Redeneren, probleem oplossen, plannen, oordelen, abstract denken, schools leren en leren in de praktijk zijn meer of minder ernstig gestoord of niet ontwikkeld. Dit is vastgesteld op basis van een klinisch onderzoek of een gestandaardiseerde intelligentietest. 2 Tekorten in adaptief functioneren De hulpvrager kan niet voldoen aan de eisen voor sociaal-culturele en ontwikkelingsstandaarden van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid. Zonder voortdurende ondersteuning is de hulpvrager beperkt 5A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw