Sonja Graafstal en Carine Heijligers

513 PERSPECTIEF OP STOORNISSEN Een langdurige combinatie van sociaaleconomische en psychosociale problemen kan ertoe leiden dat kinderen een verstandelijke beperking ontwikkelen of dat deze in stand wordt gehouden. Verbeteringen van pedagogische en sociale omstandigheden dragen bij aan het terugdringen van de prevalentie van een verstandelijke beperking (De Beer, 2011). Ook de toenemende complexiteit van de samenleving maakt duidelijk dat een steeds groter wordende groep niet meer in staat is om te voldoen aan de eisen van de maatschappij; hun zelfredzaamheid staat op het spel. Zo heeft Sociaal en Cultureel Planbureau (Woittiez et al., 2014) vastgesteld dat 2.2 miljoen mensen in Nederland een IQ hebben tussen 70 en 85 (aangeduid met zwakbegaafd) en schat dat daarvan 1.4 miljoen mensen problemen ondervinden in het dagelijks functioneren. In de periode tussen 2007 en 2011 nam de vraag naar zorg van met name deze groep met 15% toe.100 Redenen voor deze toename, genoemd door geïnterviewde experts, betreffen veranderingen in de inhoud van het werk en de hogere eisen die binnen het onderwijs worden gesteld. Het eenvoudige werk waarbij nauwelijks zelfstandigheid wordt vereist, is verdwenen naar lagelonenlanden. Het aanbod van het huidige (en toekomstige) werk vraagt een grotere mate van zelfstandigheid en kent een toename in efficiëntie. In het onderwijs gaat men eveneens uit van een zelfstandigere houding van de leerling. Het onderwijs is minder gestructureerd en grootschaliger geworden en de aansluiting met een professie is minder vanzelfsprekend. Gevolgen zijn dan ook een grote kans op vroegtijdig schoolverlaten en werkeloosheid, waardoor een gebrek aan dagstructuur ontstaat. Deze is op haar beurt aanleiding tot onder andere armoede, schulden, criminaliteit, opvoedingsproblemen, sociale en emotionele problematiek. Complexe systeemtheorie In de vorige eeuw heeft de term ‘verstandelijke beperking’ een belangrijke conceptuele ontwikkeling ondergaan (Wehmeyer et al., 2008). Aanvankelijk werden mensen met beperkte cognitieve vermogens aangeduid met mentaal geretardeerd en in Nederland met de term zwakzinnig (Beltman, 2001; Van Gennep et al., 2014). Mentale retardatie betekent mentale of geestelijke traagheid en duidt op een mentaal defect. Dit mentale defect werd gezien als een vaststaande eigenschap die onveranderlijk is. In 1992 erkende de ‘American Association on Intellectual and Developmental Disabilities’ (AAIDD, voorheen de AAMR ofwel de American Association on Mental Retardation) een theoretisch model waarin het functioneren van mensen met een verstandelijke beperking centraal staat. Hiermee werd afstand gedaan van de veronderstelling dat het een persoonlijk defect betrof. Een verstandelijke beperking wordt vanaf dat moment beschouwd als een aandoening (disability), die duidt op het ontbreken van een adequate fit of overeenstemming tussen de eigenschappen van een persoon en de context waarin deze functioneert (e.g., Luckasson & Schalock, 2013). Wehmeyer 100 Niet alleen Nederland kent een toename in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen. Vergelijkbare ontwikkelingen zijn zichtbaar in Engeland (McInnis et al., 2012), Ierland (McConkey et al., 2006) en de Scandinavische landen (TØssebro et al., 2012). 5A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw