Sonja Graafstal en Carine Heijligers

517 PERSPECTIEF OP STOORNISSEN Cognitivistische theorie Tenslotte presenteert ook de cognitieve theorie een verklaring. Selectief mutisme wordt daar nogal eens gezien als een vorm van een angststoornis. De comorbiditeit tussen angststoornissen en selectief mutisme is namelijk aanzienlijk (Manassis et al., 2007). Het feit dat angststoornissen samengaan met negatieve cognities, zoals een inadequate zelfbeoordeling, een laag zelfvertrouwen, en een lage perceptie van academische en gedragscompetenties leidt tot de veronderstelling dat kinderen met selectief mutisme ook in cognitief opzicht beperkingen kennen die hun zwijgzaamheid in stand kunnen houden. Complexe systeemtheorie De meest recente opvatting over het ontstaan van selectief mutisme komt overeen met die van de verstandelijke beperking. Selectief mutisme is het resultaat van: “several diverse pathways reflecting complex interactions among multiple genetic, temperamental, psychological, developmental, and social/environmental systems” (Cohan et al., 2006, p. 351) De veronderstelling dat selectief mutisme gezien kan worden als een pathologie met een eenduidige uitkomst (equifinality) die via verschillende routes bereikt kan worden toont aan dat ook de verklaring voor selectief mutisme die van een complex systeem is, namelijk, een systeem van meerdere componenten die op een complexe wijze met elkaar interacteren dat in de tijd verloopt en waarbij de omgeving als een van de componenten gezien moet worden. Zichtbaar gedrag Kinderen met selectief mutisme spreken in de thuissituatie of in familieverband wel, maar buitenshuis niet. Het is een feit dat dit vooral voorkomt binnen sociaal geïsoleerde, dys-harmonieuze gezinnen of migrantengezinnen. Dit probleemgedrag wordt veelal gekoppeld aan sociale angst. Beweging-als-houvast Ook voor het ontstaan en in stand houden van selectief mutisme kunnen we naar de rol van beweging kijken en een mogelijke disbalans tussen gezamenlijkheid en onderscheid waarnemen. In de meeste gevallen zijn de vroegste interacties van kinderen met anderen beperkt tot hun ouders. Deze worden al gauw in de familie uitgebreid met opa en oma en eventueel zusjes en broertjes. Naarmate de kinderen ouder worden komen ze met steeds meer verschillende mensen in aanraking waarmee ze gaan leren interacteren, waardoor hun interactierepertoire zich langzaam maar zeker uitbreidt. Kinderen die opgroeien in gezinnen waarbij het contact met anderen buiten het gezin tot een minimum beperkt is, lopen het risico om eveneens een beperkt repertoire 5A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw