Sonja Graafstal en Carine Heijligers

518 5A aan interactievormen te ontwikkelen. De diversiteit aan contacten is immers beperkt. De kans dat de interactievorm relatief sterk afwijkt van dat wat er buiten het gezin gebeurt, is dus groot. Kinderen die op vierjarige leeftijd naar school gaan kunnen dan veel onderscheid ervaren, waaronder in de taal, maar ook in de manier van spreken, de toon, de directheid en de snelheid. Zoveel onderscheid zou tot angst kunnen leiden. De balans tussen wat het kind kent en waarin het veiligheid en gezamenlijkheid ervaart is zoek. De omgeving wordt vooral als onderscheidend en bedreigend ervaren. De manier van communiceren buiten het vertrouwde gezinsleven met de vertrouwde manier van spreken, interacteren en taalgebruik wijkt zoveel af van wat het kind gewend is, dat het kind er het zwijgen toe doet. Ook nu dient de oplossing gezocht te worden bij de hulpgever, die vanuit een veilige basis van gezamenlijkheid vervolgens korte momenten van onderscheid aanbrengt om de hulpvrager in kleine stapjes vertrouwd te maken met een onderscheidende manier van communiceren en omgaan met elkaar. Oppositionele-opstandige stoornis DSM-5 beschrijving In de DSM-5 valt de oppositionele-opstandige stoornis onder de hoofdcategorie ‘Disruptieve, impulsbeheersing- en andere gedragsstoornissen’. De oppositionele opstandige stoornis kent drie ernstgradaties: licht, matig, ernstig. Zij wordt door drie diagnostische criteria gekarakteriseerd. 1 Oppositioneel gedrag Er is een patroon van snel boos en geïrriteerd zijn, ruziezoekend (gaat tegen autoriteitsfiguren in zoals ouders en weigert opdrachten) en provocerend gedrag (opzettelijk andere boos maken of andere beschuldigen van fouten of wangedrag) of er is sprake van wraakzucht of onverzoenlijkheid die minstens 6 maanden duurt. Het gedrag wordt vertoond in de interactie met anderen dan broer of zus. 2 Leed De stoornis gaat gepaard met verdriet bij de hulpvrager en anderen in de directe sociale context van de hulpvrager, zoals, familie, leeftijdsgenoten, collega’s of het gedrag heeft een negatieve uitwerking op het sociale, schoolse of professionele functioneren. 3 Uitsluitingscriteria Het gedrag is niet uitsluitend aanwezig tijdens een psychose of het gevolg van middelengebruik, een depressieve, bipolaire of disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis. Ernsttaxatie Er wordt van een milde vorm gesproken als de symptomen zich tot één gebied beperken (thuis, school, leeftijdsgenoten, werk). De matige vorm heeft betrekking op twee domeinen en de ernstige op drie of meer.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw