Sonja Graafstal en Carine Heijligers

520 5A influenced by genetics. These factors lead to environmental and dispositional factors. Environmental factors include variables, such as SES, parenting, marital relationship, and peer influences. These factors influence and are influenced by dispositional factors. Dispositional factors include variables, such as age, gender, temperament, reward-dominance, CU (callous-unemotional) traits, cortisol levels, intellectual functioning, EF (executive functioning), and social cognition. Genetic, environmental, and dispositional factors lead to the development of behavioral problems, and, depending on the number of and type of factors involved, the development of specific behavioral disorders (McKinney & Renk, 2007, p. 361). Zichtbaar gedrag Een oppositionele-opstandige stoornis kenmerkt zich door een patroon van snel boos en geïrriteerd reageren, ruzie zoeken (gaat tegen autoriteitsfiguren in zoals ouders en weigert opdrachten) en provocerend gedrag (opzettelijke anderen boos maken of anderen beschuldigen van fouten of wangedrag). In de DSM-5 wordt de stoornis relationeel beschouwd, want het gedrag moet zich vertonen in de interactie met anderen, uitgezonderd broers of zussen. Beweging-als-houvast We kunnen het opstandige en boze gedrag beschouwen als gedrag dat in de balans vooral uitslaat naar onderscheid. In termen van beweging zou je kunnen zeggen dat het kind de uitnodiging van de ouder om te volgen (in een gesprek of activiteit) niet aanneemt en de kant van het onderscheid kiest. Het kind zegt nee, wanneer de ouder hoopt op een ja. Zonder de verklaring of de oorzaak te moeten weten van het opstandige gedrag is het duidelijk dat het kind niet kiest voor een vorm van gezamenlijkheid. Vermoedelijk zijn er wel momenten van gezamenlijkheid, maar die zijn eerder geladen met boosheid en negativiteit. Een voorbeeld is een kind dat dwars en boos weigert om de ouder te gehoorzamen, de stem verheft, sneller gaat praten en de intensiteit van de ‘nee’ verhoogt. Het is heel gemakkelijk om ons voor te stellen dat de ouder als vanzelf meegaat in deze versnelling en ook harder en met meer intensiteit gaat spreken. We hebben dit ‘automatisch meegaan’ met de beweging van de ander in hoofdstuk 1c ‘meebewogen’ genoemd. De bewegingen van beide personen worden hierdoor meer gezamenlijk. In de hulpverlening is het van belang om te zorgen voor gezamenlijke momenten zonder agressie en vervolgens spelplezier te laten ontstaan. Dit kan ontstaan als er een gerichtheid komt op een gezamenlijk onderwerp. Vervolgens is het aan de hulpgever om een kleine verandering in te zetten die acceptabel is voor de hulpgever. Deze kan de variatie volgen of zelf een kleine variatie in kan zetten. Tijdens een behandeling gaat het dan niet over een goede of foute variatie van de hulpvrager maar over het aanbod dat de hulpgever doet. Te allen tijde behoudt de hulpgever plezierig contact en gaat niet mee in agressie wel in intensiteit. Door herhalend in aanraking te komen met een hoge intensiteit en prettig contact kan de hulpvrager de eigen agressie omzetten in

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw