Sonja Graafstal en Carine Heijligers

53 SYSTEMISCH ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF het organisme of in de omgeving, het overbekende nature-nurture debat. Over het algemeen is er nu een soort consensus bereikt, waarbij de interactie tussen nature en nurture als bron van ontwikkeling wordt gezien. Beide perspectieven, inclusief de interactionele visie geven echter nog steeds geen antwoord op hoe nieuwe vormen en complexiteit kunnen ontstaan. Ligt de kennis opgesloten in het organisme, de genen, hoe ontstaat uit deze chemische code vervolgens een driedimensionale, functionele structuur? Is de kennis aanwezig in de omgeving, hoe wordt die informatie dan beoordeeld? Hoe weet het organisme welke informatie opgenomen dient te worden en welke informatie genegeerd? De interactie tussen beiden biedt geen oplossing hiervoor, het stelt een combinatie voor van zowel nature als nurture invloeden, zonder te specificeren hoe die interacties over de tijd heen tot nieuwe vormen en nieuwe gedragingen leiden. Het probleem met deze visies is dat het een plan suggereert, waarlangs het organisme zich ontwikkelt naar het einddoel, de volwassene. Door op deze manier naar ontwikkeling te kijken, komt het eindproduct centraal te staan, namelijk de uitkomst van het plan. Door dit perspectief gaat ontwikkeling niet ten diepste over hoe het proces eruitziet of hoe een organisme zich van een eenvoudig stadium naar een meer complex en volwassen staat beweegt. Thelen en Smith (1993) hebben zich uitvoerig in dit probleem verdiept en de komende alinea’s zijn op hun werk gebaseerd. Wanneer we over ontwikkeling spreken dan kan men zeggen dat de ontwikkeling van een mens volgens een vast patroon, ordelijk en voorspelbaar lijkt te verlopen. Er zijn waarneembare stadia die ieder mens doorloopt, duidelijke mijlpalen met bijbehorende leeftijden en een aantal vaste opeenvolgende gebeurtenissen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de motorische ontwikkeling. Bij de meeste mensen ontwikkelt zich dat van liggen naar zitten en via kruipen naar lopen. Ook het doel van ontwikkeling lijkt helder, namelijk onafhankelijk worden van de ouders en zich ontwikkelen tot volwassenheid. Er lijkt een plan te zijn en bepaalde regels waarlangs de mens zich ontwikkelt. Deze kijk op ontwikkeling is zeker te rechtvaardigen wanneer we de juiste afstand aannemen om naar ontwikkeling te kijken. Wanneer we als het ware ‘uitzoomen’ en van een afstand naar ontwikkeling kijken dan zijn er zeker algemeenheden waar te nemen. Wanneer we echter inzoomen en ontwikkeling van dichtbij bekijken dan zien we echter dat er eerder sprake is van variatie dan van vaste en gelijksoortige patronen. Zo ontwikkelen verschillende diersoorten zich ieder op een eigen wijze. Bij de ene diersoort worden jongen volledig blindgeboren, bij de andere diersoort moeten de jongen een paar uur na de geboorte al kunnen lopen en met de kudde mee trekken. Er is in die zin geen universele vastgestelde route die de volgorde bepaalt van het ontwikkelen van specifieke vaardigheden voor alle organismen. Maar ook binnen dezelfde diersoort en bij mensen zijn er grote verschillen waarneembaar in het tijdstip waarop veranderingen in cognitieve, perceptuele en motorische 1B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw