Sonja Graafstal en Carine Heijligers

532 5B Ook bij de Presentiebenadering gaat het om een recht, maar dan op ethisch niveau. Elk mens van zwakbegaafd tot een moordenaar heeft recht op een menswaardige bejegening. Het uitgangspunt van Beweging-als-houvast daarentegen is geformuleerd in termen van de concrete intermenselijke interactie. EK-c en de Presentiebenadering zijn feitelijk geen interventiemethoden. Wat de werkwijzen betreft is de hulpvrager binnen EK-c aanzet om via een EKcoördinator een hulpplan te maken met het directe sociale netwerk van de hulpvrager. De presentiebenadering legt de nadruk in de werkwijze op doen wat er op dat moment nodig is door aanwezig te zijn met aandachtige betrokkenheid en af te zien van een protocollaire aanpak. De werkwijze van Beweging-als-houvast is daarentegen heel precies gedefinieerd. Dit overziend, waarom hadden collega’s dan toch het gevoel dat Beweging-als-houvast verwantschap vertoonde met EK-c en de Presentiebenadering? Ons vermoeden is dat de bejegening zoals die binnen de Presentiebenadering wordt voorgestaan het resultaat is van de wijze waarop de interacties tot stand komen. Zonder dat de presentiebeoefenaar zich daarvan bewust is ‘gedraagt’ deze zich op een manier die bij Beweging-als-houvast als werkwijze wordt gehanteerd. De vraag is namelijk wat betekent aandachtige betrokkenheid? Hoe ziet dat eruit? Hoe moet ik dan doen? Hoe moet ik dan handelen? Hoe beweeg ik dan? Erkenning door de ander zien wij in een optimale afstemming van gezamenlijkheid en onderscheid zoals dat op diverse plaatsen in de voorgaande hoofdstukken is besproken. Dit is wat er mogelijk onbewust ontstaat in de relatie tussen presentiebeoefenaar en zorgbehoeftige. Wat maakt dan dat men een overeenkomst tussen Beweging-als-houvast en EK-c meent te zien? Mogelijk is dit gelegen in het feit dat ook binnen Beweging-als-houvast het netwerk van de hulpvrager meegenomen wordt in de behandeling. Het belang daarvan blijkt uit de contra-indicatie. Een netwerk dat de behandeling afwijst is een bedreiging voor de effectiviteit ervan. Bij EK-c is het netwerk zelfs cruciaal. Daar moet volgens deze aanpak de verantwoordelijkheid voor het hulpplan neergelegd worden. Hoe dit plan concreet uitgevoerd moet worden vanuit de werkwijze, is bij EK-c niet duidelijk. Ten slotte is er de vermeende overeenkomst tussen Beweging-als-houvast en MST. Net als bij EK-c worden bij MST naast de hulpvrager ook het gezin en andere betrokkenen (e.g., school, reclassering, wijkagent, etc.) ingeschakeld in de interventie. Er ligt echter ook een belangrijke taak bij de ouders omdat zij hun opvoedingsvaardigheden moeten verbeteren. Ook nu is niet duidelijk hoe dat eruitziet. Kortom, concrete handvatten worden daarbij niet genoemd. De overeenkomst die collega’s ervaren tussen VHT en Beweging-als-houvast komt waarschijnlijk omdat men in beide interventiemethoden spreekt van het stimuleren

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw