Sonja Graafstal en Carine Heijligers

534 5B bouwen terwijl die met het huis bezig is. Ze werken gezamenlijk aan het project, maar onderscheiden zich doordat ieder aan een eigen onderdeel van het project werkt. Als de kleuter uitgroeit tot een 10-jarige en besluit om een kijkdoos te maken kan deze dat veelal vrij zelfstandig. De ouder kan ondertussen in dezelfde ruimte de krant lezen. Ze kunnen relatief lang onderscheidend zijn in hun bezigheden totdat de 10-jarige besluit met de ouder te overleggen wat het beste materiaal is voor de binnenbekleding. Er wordt een moment van gezamenlijkheid bewerkstelligd waarna ze weer ieder hun eigen bezigheid oppakken. Nu is het ritme van gezamenlijkheid en onderscheid zichtbaar op een langere tijdschaal. In al deze gevallen wordt de wederkerigheid niet bedreigd door het feit dat er langere perioden van onderscheid zijn omdat de partners in deze relatie hebben leren vertrouwen op elkaars aanwezigheid. Daarom blijven relaties die een gezonde vorm van wederkerigheid hebben weten op te bouwen bestaan, ook als een adolescent het ouderlijk huis verlaat en er meer onderscheid is dan gezamenlijkheid. Het succes van CSL, Floortime/FloorPlay, Methode Heykoop en Theraplay zou wel eens het gevolg kunnen zijn van het onbewuste handelen van de hulpgever. Het is niet onwaarschijnlijk dat zij gebruik maken van de onderscheiden bewegingskenmerken, richting, snelheid, afstand, spierspanning en geluid om met de hulpvrager om te gaan. In een situatie met een niet-pratende hulpvrager of een hulpvrager waarbij praten geen effect heeft op het handelen, vallen veel hulpgevers terug op een vorm van communiceren of interacteren die lijkt op de omgang tussen een volwassene en een baby. Die vorm van interacteren zijn wij niet verloren, maar passen we niet als vanzelf toe in de interactie met kinderen en jongeren. In deze specifieke situatie waarin hulpgevers interacteren met hulpvragers met (ernstige) ontwikkelingsstoornissen kan men daar zeker toe worden uitgenodigd. Met een baby doen we dit welhaast als vanzelf. We praten er wel tegen, maar we begrijpen dat we niet via de inhoud contact maken. De vorm waarmee dat gebeurt zijn de bewegingen van onze lichamen. Als hulpgevers van de meest verwante methoden onbewust of impliciet gebruik maken van de principes die binnen Beweging-als-houvast expliciet beschreven zijn, dan dient zich de volgende interessante vraag aan. Heeft de kwaliteit van de relatie tussen hulpgever en hulpvrager, ofwel de therapeutische alliantie, die een belangrijke rol speelt in de effectiviteit van de (psycho)therapeutische hulpverlening in het algemeen (e.g., Del Re et al. 2021) kenmerken van Beweging-als-houvast?

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw