Sonja Graafstal en Carine Heijligers

543 VERWANTE METHODEN 1. Zelfregulatie en de belangstelling voor de wereld om zich heen 2. Relatievorming en betrokkenheid 3. Wederkerige doelgerichte communicatie 4. Gedragsorganisatie en probleemoplossend vermogen 5. Voorstellend vermogen 6. Differentiatie van het voorstellend vermogen De werkwijze van Floortime/FloorPlay kent een belangrijke overeenkomst met CSL. Ook hier staan de ouders centraal bij het stimuleren van de ontwikkeling. Logopedisten, ergotherapeuten, fysiotherapeuten, opvoeders en psychotherapeuten werken waar nodig additioneel met het kind en gebruiken daarbij speciale technieken op basis van de uitgangspunten van Floortime. De hulpgever coacht de ouder, die dagelijks een aantal keer zo’n 20-30 minuten samen met het kind aan de slag gaat met interactie en spel. Hierbij heeft het kind de leiding. De ouder volgt het kind in zijn interesse en probeert daarmee de interactie met de ouder uit te lokken. De rol van de ouders is om constructieve hulp te bieden zodat de acties van het kind uitmonden in een interactie tussen twee personen. We leggen dit uit aan de hand van een voorbeeld. Stel een kind is met zijn autootje aan het spelen en hij vertoont geen acties om de ouder erbij te betrekken. De ouder kan dan met een ander autootje proberen de interactie uit te lokken door het kind uit te dagen een autorace te starten of tegen het autootje van het kind aan te botsen. De onderliggende stappen in de interactie zijn: 1. Observatie: de ouder luistert en kijkt naar het kind om vast te stellen hoe deze het beste benaderd kan worden. 2. Benadering: open cirkel van communicatie. De ouder benadert het kind met de juiste woorden en gebaren gebaseerd op de stemming en communicatie/ gedragsstijl van het kind. 3. Volg het kind: het kind zet de toon, leidt de activiteit en schept ‘persoonlijke drama’s’. 4. Verleng en breidt het spel vervolgens uit: de ouder maakt aanmoedigende opmerkingen over het spel en helpt het kind zijn ideeën en emoties te uiten. 5. Het kind sluit de communicatiecirkel: Het kind maakt uit zichzelf opmerkingen en gebaren. De theoretische onderbouwing wordt gevormd door de psychoanalyse en cognitieve modellen, alsook observaties, die door Greenspan zijn geïntegreerd tot een structuralistisch ontwikkelingsmodel: Het D.I.R.-model. De ‘D’ staat voor Developmental capacities ofwel ontwikkelingscapaciteiten en hierbij worden de meest essentiële cognitieve en affectieve processen van het kind bedoeld. De ‘I’ staat voor Individual ofwel individuele verschillen in motorische en sensorische capaciteiten van het kind. De ‘R’ staat voor Relatie en is de motor van zowel de cognitieve als de sociaalemotionele ontwikkeling van het kind. 5B

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw