547 VERWANTE METHODEN Het uitgangspunt van MST is dat behandeling gericht moet zijn op de zogenaamde specifieke criminogene behoeften van het gezin ofwel de verschillende determinanten van het antisociale gedrag van de betreffende jongere (de Ruiter & Hildebrand, 2005). Dit betekent dat er gewerkt dient te worden aan het verminderen van risicofactoren zoals, egocentrisme en impulsiviteit, alcohol- of drugsverslaving, deelname aan een antisociaal of crimineel netwerk, problematische gezinsrelaties, etc. MST is een op maat gesneden behandeling die zich met name richt op de belangrijkste personen rond de jongeren, veelal de ouders. Het versterken van de opvoedvaardigheden van de ouders moet bijdragen aan het verminderen van het probleemgedrag van de jongere. Om dit te bereiken moet de aanpak voldoen aan negen behandelprincipes (Zajac et al., 2015): 1. De samenhang tussen het probleemgedrag en de omgeving moet bepaald worden. 2. De hulpgever is positief en gebruikt de sterke kanten van de systemen voor verandering. 3. De behandeling is gericht op het stimuleren van verantwoordelijk gedrag en het verminderen van onverantwoordelijk gedrag van de gezinsleden. 4. De behandeling is gericht op het hier en nu en op actie. 5. De behandeling is gericht op het zoeken van gedragsreeksen binnen en tussen systemen die de geïdentificeerde problemen in stand houden. 6. De behandeling is aangepast aan de ontwikkeling en behoeften van de jongere en de ouders. 7. De aanpak vereist dagelijkse of wekelijkse inspanning van de gezinsleden. 8. De effectiviteit van de behandeling wordt geëvalueerd en de therapeut legt verantwoording af voor het wegnemen van barrières die goede resultaten in de weg staan. 9. De behandeling streeft naar generalisatie ofwel een langdurig behoud van de therapeutische verandering. De essentie van de werkwijze van MST is het doorlopen van een behandelstappencyclus die de volgende onderdelen kent: • De hulpgever stelt samen met het gezin de behandeldoelen op, die concreet en meetbaar gedefinieerd dienen te worden. Meestal betreft dit het voorkomen van politiecontacten, drugsgebruik, omgang met verkeerde vrienden, de schoolgang of het houden aan regels thuis. • De hulpgever gaat in samenspraak met het gezin op zoek naar hoe het gedrag waar de behandeling zich op richt (verwijsgedrag) past in de omgeving van de jongere. • De hulpgever en het gezin zoeken naar factoren die de problemen in stand houden, waarna zij manieren zoeken om deze aan te pakken. • Vervolgens worden deze manieren toegepast en de mogelijke belemmeringen worden geïdentificeerd. 5B
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw