Sonja Graafstal en Carine Heijligers

557 ZORGETHIEK EN DE HULPGEVER Gisteren vierde Joey zijn 21e verjaardag en vandaag komt oma. ‘Zullen we het fotoboek bekijken oma?’ ‘Ach, kijk dan toch, hier ben je ook jarig, je tweede verjaardag, en met je nieuwe loopfiets’, zegt oma. ‘Je was zo’n levendig en pittig kind, altijd in beweging, je klom overal op en in, ik heb wat achter je aangerend’, lacht ze. Joey glimlacht ook en zucht vervolgens eens diep. ‘Wat heb ik toch veel meegemaakt hè oma, ik ben blij dat ik nu helemaal op mezelf woon. Soms word ik nog ontzettend boos om wat er allemaal gebeurd is, maar gelukkig had ik jou’. ‘Ach jongen toch’, oma zucht eens diep, ‘ik denk dat ik ook niet altijd goed begrepen heb hoe het voor jou geweest moet zijn, maar nu heb je toch mooi een eigen kamer en werk. Zou je dat zonder hulpverlening ook voor elkaar gekregen hebben denk je?’ ‘Ik weet het niet, misschien wel, misschien niet. Ik ben wel blij dat Marina mij geholpen heeft om het contact met papa beter te maken. En dat ik nu vrachtwagenchauffeur ben. Ik weet niet of dat gelukt was zonder hulp. Gelukkig kan ik nu van mijn eigen geld rondkomen en jou trakteren op een taartje’, lacht Joey. ‘Ik ben heel trots op jou’, lacht oma terug, waarna ze hun gebakje opeten. Inleiding In dit hoofdstuk staat de hulpgever centraal. Wat maakt Beweging-als-houvast uniek en wat is er nodig om deze werkwijze te kunnen uitvoeren en volhouden? We besteden aandacht aan de opleiding tot hulpgever die Beweging-als-houvast wil hanteren en laten zien wat er in de praktijk nodig is om de benadering een kans van slagen te geven. Aan de hand van enkele voorbeelden uit het leven van Joey laten we de complexiteit van de hulpverlening zien. In deze voorbeelden ontmoeten we drie verschillende beroepsopvoeders en hoe zij destijds zijn omgegaan met Joey toen hij nog in de instelling woonde. Alle drie hadden ze zich voorgenomen dat ze zouden gaan werken aan de doelen die voor Joey waren opgesteld. En alle drie werkten ze er op hun eigen manier aan. Voordat we hiertoe overgaan staan we eerst stil bij het maatschappelijk kader waar hulpverlening zich in afspeelt. Net zoals de context van de hulpvrager belangrijk is in de aanpak van het probleem, zo geldt dit ook voor de hulpgever. We hebben aan de hand van het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner en Morris (2007) gezien dat maatschappelijke normen en waarden, regels en wetgeving hun invloed hebben op de ontwikkeling en het leven van hulpvragers. Middels een historisch overzicht willen we duidelijk maken dat het perspectief op zorg en hulpverlening in de laatste decennia regelmatig is gewisseld en tot ingrijpende veranderingen heeft geleid. We zullen laten zien dat dit perspectief (paradigma) bepalend is voor de wijze waarop men naar de hulpvrager kijkt en voor de manier waarop de hulp geboden wordt. Daarbij expliciteren wij vanuit welk paradigma wij de hulpverlening vormgeven of zouden willen vormgeven. 5C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw