Sonja Graafstal en Carine Heijligers

558 5C Dit raakt aan de vraag naar ‘wat is goede zorg’ en voor een antwoord hierop begeven wij ons op het terrein van de ethiek. Vanuit een ethisch perspectief op zorg verkennen we de grondslag voor ons moreel en ethisch handelen en bespreken we wat wij onder goede zorg verstaan. Dit heeft namelijk gevolgen voor de manier waarop we hulpverlening met Beweging-als-houvast vormgeven, mensen opleiden en de hulpverlening vastleggen in verslaglegging. We zullen het thema ‘goede zorg’ bespreken aan de hand van zorgethiek en daarbij het boek ‘Menslievende zorg’ van Annelies van Heijst (2005) als een belangrijke informatiebron gebruiken. Een historisch-ethisch perspectief op zorg en hulpverlening Historisch perspectief De afgelopen eeuw is het paradigma van waaruit men de relatie van zorgvrager en zorggever beschouwt nogal rigoureus en verschillende malen van perspectief gewisseld. Dit heeft ook consequenties gehad voor het woordgebruik binnen de hulpverlening, de doelen waaraan men werkt en zelfs voor de werkkleding en de plaats en inrichting van de gebouwen waarin langdurige zorg plaatsvindt. We zullen dit verloop in vogelvlucht weergeven aan de hand van de destijds heersende paradigma’s ten aanzien van de mens met een verstandelijke beperking en baseren ons hiervoor op de canon van de gehandicaptenzorg (van Gennep et al., 2014). We zijn ons er terdege van bewust dat we de nuances van deze ontwikkeling onbesproken laten en alleen de zeer grote lijn verhalen. Defectparadigma Tot eind jaren ‘60 van de vorige eeuw was het medisch model of het defectparadigma leidend binnen de zorg aan mensen met een verstandelijke handicap, zoals dat toen heette. De verstandelijke handicap werd als een ziekte gezien en de gehandicapte mens als afwijkend van de ‘gezonde’ mens. De verstandelijk gehandicapte mens was een patiënt die verzorgd, verpleegd en behandeld diende te worden. De instituten leken op ziekenhuizen met lange gangen, slaapzalen, witte schorten, witte lakens en muren, verpleegsters en geneesheerdirecteuren. De doelen voor de zorg richtten zich op goede hygiëne, voeding, rust, medicijnen en een goede lichamelijke gezondheid. De drie R’s, rust, reinheid en regelmaat, stonden hoog in het vaandel. De mens met een verstandelijke beperking werd ‘zwakzinnig’ genoemd en verbleef zijn leven lang op de instelling. Ontwikkelingsparadigma In de jaren ’70 veranderde het defectparadigma in het ontwikkelingsparadigma. De nadruk verschoof van verplegen naar het ontwikkelen en aanleren van nieuw gedrag en nieuwe vaardigheden. De witte schorten verdwenen en ook de grote beddenzalen. De naam veranderde van patiënt in pupil, en men plaatste maximaal 12 ‘pupillen’ in woonunits bij elkaar, begeleid door ‘groepsleiding’. Doelen waren erop gericht om de

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw