Sonja Graafstal en Carine Heijligers

563 ZORGETHIEK EN DE HULPGEVER worden, maar ook door mannen en voor die zorg zou ook een vergoeding moeten komen, aangezien men niet deel kan nemen aan het arbeidsproces als men thuis is om voor de kinderen te zorgen. Onder invloed van die professionalisering van de zorg verschoof de aandacht van ‘zorgen voor’ naar het uitvoeren van ‘zorgtaken’. Ook het feminisme heeft hier haar steentje aan bijgedragen door vrouwen op te roepen zich te bevrijden van het juk van de eeuwigdurende cirkel van huishoudelijke zorgtaken zoals wassen, koken, poetsen, boodschappen doen. Deze associatie ‘zorgen is opoffering’ speelt onderhuids nog steeds een rol in bijvoorbeeld discussies over professionaliteit en de grenzen van zorg bieden. Let op, wij zijn niet tegen professionele hulpverlening of tegen feminisme, waar het om gaat is dat de relationele kant van ‘zorgen voor’ veronachtzaamd dreigt te worden. Zorg bieden of hulp geven gaat niet alleen over de taak of deeltaken die uitgevoerd moeten worden (wassen, bedden verschonen, eten maken etc.), het gaat ook om de wijze waarop dit uitgevoerd. Van Heijst noemt deze twee aspecten enerzijds de ‘activistische zorgopvatting’, namelijk het ‘doen’ en zelfs ‘heel veel doen’ en anderzijds de ‘houding’ van het zorgen. Zo is er bijvoorbeeld verschil in hoe de ene tandarts je gebit verzorgt en hoe de andere dat doet. Hun professionaliteit is belangrijk, maar net zo goed de wijze waarop ze jou als mens benaderen, hun houding en dat is moeilijk in woorden uit te drukken. Toch zal bij velen juist die houding de doorslag geven wanneer zij de zorg als ‘goed’ bestempelen of niet. Menszijn binnen de zorgfabriek Wanneer we dit toepassen op de hulpverlening, dan zien we dat hulp veelal georganiseerd wordt rondom de uitvoering van taken, het ‘doen’ van de hulpverlening. Hulp wordt geboden in pakketvorm waarbinnen een aantal taken geregeld zijn. Wanneer deze taken zijn afgevinkt, kan gezegd worden dat de hulp geboden is. De hulpgever treedt terug en wanneer er een nieuwe hulpvraag komt, wordt er opnieuw gekeken welk pakket geschikt zou kunnen zijn en een nieuwe hulpgever wordt toegewezen die dit pakket kan uitvoeren. Op deze manier wordt efficiënt gewerkt en kwaliteit gewaarborgd meent men, aangezien beiden keurig zijn af te lezen aan de bijgehouden administratie. Nou is met efficiëntie niks mis, het is heel zinnig om zorg zo in te richten dat het betaalbaar blijft en beschikbaar is voor velen. Waar het Van Heijst om gaat is dat door op deze manier zorg en hulp te organiseren, de menselijkheid en de menswaardigheid dreigt te verdwijnen en dat zorg dan juist inhumaan wordt, terwijl we net gezegd hebben dat zorg gebaseerd is op onze morele waarden om een beschaafde en menselijke maatschappij te zijn. De bescherming tegen deze ontmanteling van de menselijkheid van de zorg ligt in het tweede component van de zorg, namelijk de ‘zorghouding’ van de hulpgever. Het is echter veel moeilijker om de ‘houding’ van de hulpgever onder woorden te brengen en het vervolgens ook nog een plaats te geven binnen de gestelde tijd van de hulp. We horen nogal eens zeggen van beroepsopvoeders ‘ik heb geen tijd om 5C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw