Sonja Graafstal en Carine Heijligers

565 ZORGETHIEK EN DE HULPGEVER jongere het oppikt groter is. Zo kan de instructie van het tandenpoetsen totaal langs de jongere heen gaan wanneer de hulpgever veel sneller beweegt en praat dan de jongere. Dit is aan de bewegingen van beide personen te zien. De hulpgever kan door zijn snelheid aan te passen aan die van de jongere, de kans vergroten dat de instructie wel begrepen wordt. Zouden we alleen naar het ‘doen’ kijken, dan kunnen we zeggen dat de hulpgever de taak ‘tandenpoetsinstructie’ heeft uitgevoerd en dus kan afvinken. Wanneer de volgende keer blijkt dat de jongere niet volgens de instructies zijn tanden poetst kunnen we daar van alles van vinden: wil niet, luistert niet, eigenwijs, dom et cetera. Door de houding, liever gezegd de beweging, erbij te betrekken kunnen we heel concreet maken waar ‘doen’ en ‘houding’ van de hulpgever wel of niet bij de jongere aansluiten. De wederzijdse bewegingen tussen hen maken dit duidelijk. Wederkerigheid in de hulpverleningsrelatie Dit brengt ons bij het begrip ‘wederkerigheid in de hulpverleningsrelatie’. In onze visie brengen zowel hulpvrager als hulpgever hun eigenheid in, wil het een ‘goede’ hulpverleningsrelatie genoemd kunnen worden. Dit heeft met hun menszijn te maken, het feit dat er ruimte is voor beide personen om hun ‘zelf’ in te brengen en zich daarin aan elkaar te laten zien. Wil een hulpverleningsrelatie waarlijk menselijk zijn dan is wederkerigheid noodzakelijk. Hulpverlening In de volgende voorbeelden maken we even een stap terug in de tijd, namelijk naar de periode dat Joey in de instelling woonde. We ontmoeten drie beroepsopvoeders, Sophie, Mary en Gera, die zorg dragen voor Joey die op een instelling woont voor jongeren met een licht verstandelijke beperking en gedragsproblemen. Sophie, Mary en Gera voeren werkoverleg over de 15-jarige Joey, die het de laatste tijd nogal moeilijk heeft. ‘Ik maak me zorgen over zijn onbeleefde gedrag’, zegt Sophie. ‘Als we daar geen paal en perk aan stellen, gaat het alleen maar bergafwaarts met hem. Zullen we drie haalbare doelen stellen, namelijk netjes zitten aan tafel, groeten bij het binnenkomen en de ander aankijken wanneer je met deze praat?’ Mary knikt en haalt lichtjes haar schouders op. ‘Tsja, ik herken wel wat je zegt Sophie, maar ik weet ook dat hij erg met zijn vader in zijn maag zit.’ ‘Jaja’, zegt Gera, ‘hij mist zijn vader erg, dat heb ik wel begrepen, dus daar moeten we ook wel rekening mee houden’. Deze drie beroepsopvoeders maakten zich zorgen over Joey. In een poging om zijn gedrag bij te sturen beslissen ze tijdens het werkoverleg dat ze gaan werken aan zijn onaangepaste gedrag dat hier vooral als onbeleefd gedrag wordt gezien. Sophie heeft duidelijk voor ogen wat ze wil en stelt voor om de doelen van de aanpak op te schrijven. Hoewel Mary het er mee eens is, is ze wat terughoudend en brengt in dat het misschien 5C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw