570 5C Hulpgever Het fragment waarin de interactie tussen Gera en Joey wordt beschreven, kan de indruk wekken dat het gedrag van Gera als vanzelf ontstaat, dat het haar geen moeite kost en dat ze geen bewuste inzet hoeft te tonen om de interactie met Joey soepel te laten verlopen. Dit is echter slechts schijn. Een interactie vormgeven op basis van de principes van Beweging-als-houvast vergt ongebruikelijke aanpassingen van de hulpgever. In de volgende paragraaf zullen we dit nader toelichten. Eigen beweging aanpassen Een hulpgever die werkt volgens Beweging-als-houvast wordt gevraagd om via het lichaam wederkerigheid te organiseren door momenten van gezamenlijkheid af te wisselen met onderscheid. Hiertoe heeft zij een aantal mogelijkheden tot haar beschikking, namelijk de vijf bewegingskenmerken richting, snelheid, afstand, spierspanning en geluid. De hulpgever wordt gevraagd om in eerste instantie op een of maximaal twee van deze kenmerken gezamenlijkheid te organiseren. Door te synchroniseren met de hulpvrager worden ze op dat kenmerk voor een belangrijk deel hetzelfde. Dit betekent dat een hulpgever de eigen beweging, bijvoorbeeld de snelheid gaat verhogen of verlagen, waarmee een fysieke aanpassing van het eigen spontane gedrag tot stand wordt gebracht. Zoals gezegd, dit klinkt eenvoudiger dan het is. Als mensen gevraagd worden om wat sneller of juist langzamer te praten dan ze gewend zijn, zijn ze daar best toe in staat. Niettemin voelt het onnatuurlijk aan en de meeste mensen houden de afwijkende spreeksnelheid slechts korte tijd vol. Zoals we in hoofstuk 5 hebben laten zien, is de belangrijkste reden dat ons lichaam eigen ritmes kent, een eigen vertrouwde manier van bewegen en praten. De eigen gewoonten zijn hieruit ontstaan en welhaast als vanzelf tot uiting gekomen. Natuurlijk is iedereen in staat om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden, maar een relatief snelle spreker zal niet spontaan een langzamere spreker worden. Of iemand die van nature heftige, grote en weidse gebaren maakt, kan vaak niet zonder zichzelf te forceren rustige en kleine bewegingen maken. Precies deze aanpassingen aan de bewegingen van de hulpvrager worden van de hulpgever verwacht, omdat de hulpvrager (nog) niet in staat is gebleken om dit zelf te doen. Dit betekent dat in het contact met de hulpvrager de hulpgever geregeld de eigen spontane bewegingen los zal moeten laten om te kunnen synchroniseren met de hulpvrager. Om te voorkomen dat de hulpgever het gevoel met haar eigen lichaam verliest, is het van belang dat zij zich slechts korte tijd aanpast en niet op alle vijf de bewegingskenmerken tegelijk gaat synchroniseren. Overigens blijkt dit laatste vrijwel niet mogelijk te zijn en zoals gezegd, is dat ook niet wenselijk. Te veel veranderingen kunnen ertoe leiden dat de hulpvrager de hulpgever niet meer herkent. Bovendien is
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw