Sonja Graafstal en Carine Heijligers

573 ZORGETHIEK EN DE HULPGEVER Door het probleem niet te zien als het probleem van de hulpvrager, maar als een eigenschap van de relatie, heeft de hulpgever een instrument in handen. Zij kan immers haar eigen gedrag aanpassen, omdat ze weet dat dit ander, nieuw gedrag bij de hulpvrager kan oproepen. Dit neemt niet weg dat de hulpgever voor een immense taak staat die de nodige dilemma’s en hindernissen in zich bergt. Eigen waarden en normen tijdelijk opschorten Een andere belangrijke aanpassing die van een hulpgever gevraagd wordt, is het tijdelijk opschorten van het eigen waarden- en normensysteem. Een oordeel over wat wel of niet gepast is, verdient zeker erkenning en mag ook niet als zodanig bekritiseerd worden. Desondanks is het voor het stimuleren van de ontwikkeling soms belangrijk om je eigen kijk op wat hoort en niet hoort even aan de kant te zetten. Dit kan niet alleen het contact met de hulpvrager bespoedigen, het is ook een belangrijke basis om adequaat te handelen. In de voorbeelden hierboven, waar Joey onderuitgezakt aan tafel zit, besluiten Mary en Gera hun eigen norm ‘niet hangen aan tafel’ kortstondig op te schorten. In dit geval nemen ze zelfs een vergelijkbare houding aan als Joey. Sophie kiest daar niet voor en probeert Joey ertoe te bewegen rechtop te gaan zitten. Dat het niet altijd voldoende is om alleen even je fatsoensnorm aan te passen, blijkt uit het feit dat het Gera wel lukt om de interactie met Joey succesvol te laten verlopen, terwijl de ontmoeting tussen Joey en Mary geruisloos uitdooft zonder een enigszins bevredigende oplossing voor Joey. Toch is het een belangrijke stap om te zetten. Ook al vinden we sommige gedragingen niet passend voor onszelf, soms is het goed om het onderscheid in uiterlijkheden als houding en kleding te minimaliseren. Deze aanbeveling wordt ook gedaan binnen de presentietheorie (Baart, 2018). In het werk komen we hulpvragers tegen die zich bijvoorbeeld nauwelijks realiseren dat hun kleding niet gepast is. We kunnen het contact met een 14-jarige hulpvrager, die een oude versleten stinkende jas draagt, bevorderen door in een volgende ontmoeting als hulpgever zelf ook een wat oudere, versleten (niet noodzakelijk stinkende) jas te dragen. Deze poging om enigszins hetzelfde te zijn als de hulpvrager kan dan net het stapje zijn om het ijs te breken. Om het bewustzijn van de hulpvrager hierin te stimuleren zou de hulpgever een paar keer de oude jas kunnen dragen om dan een volgende keer met een nieuwere, schone jas te verschijnen. Mocht de jongere dat opmerken, dan kan er een gesprek ontstaan over het wassen van de oude jas of zelfs het aanschaffen van een nieuwe. Dit voorbeeld laat zien hoe de keuze van de hulpgever om even zijn eigen norm van ‘gepaste’ kleding aan de kant te zetten, ervoor kan zorgen dat de hulpvrager zich niet afgewezen voelt vanwege zijn kleding. Tegelijkertijd doet de hulpvrager een ervaring op die ertoe kan leiden dat deze zich beter gewaarwordt wat wel en niet gepast is in onze samenleving. 5C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw