Sonja Graafstal en Carine Heijligers

583 ZORGETHIEK EN DE HULPGEVER van de dag ingeruimd voor supervisie en bekijken de deelnemers in kleine groepen de voortgang van hun proces met een hulpvrager, dit alles onder leiding van ervaren docenten. De cursisten hebben wekelijks contact met deze hulpvrager en maken video opnames om het verloop van de hulpverlening inzichtelijk te maken. Het doel van de cursus is tweeledig, namelijk het probleemgedrag van de hulpvrager benaderen volgens de uitgangspunten van Beweging-als-houvast (zie hoofdstuk 1a), en als tweede het eigen bewegingspatroon leren aanpassen aan de hand van de bewegingskenmerken om zo ontwikkeling op gang te brengen bij de hulpgever. De feedback van de cursisten na afloop van de cursus is zeer positief en men geeft aan de werkwijze ook in andere casussen toe te willen passen. Belangrijk voor een positief vervolg van deze cursus is deelname aan een intervisiegroep van professionele hulpgevers waarin men elkaar kan bevragen en ondersteunen in de verschillende processen met hulpvragers. Immers, elke casus is uniek en vraagt om een specifieke benadering. Wat het werkveld betreft scoort de cursus uitstekend op inhoud, toepasbaarheid, kwaliteit en relevantie. Het onderwijs heeft baat bij de input van de mensen op de werkvloer en de werkvloer profiteert van de resultaten van het onderzoek en omgekeerd. Deze wederzijdse beïnvloeding leidt tot een dynamisch geheel, waarbij het geheel meer is dan de som der delen. Toekomst De hierboven geschetste situatie is bemoedigend wat de verspreiding van Bewegingals-houvast betreft. Niettemin zijn we van mening dat voor een stabiele verankering meer nodig is. In deze paragraaf laten we zien op welke niveaus en op welke wijze er aandacht besteed zou moeten worden aan Beweging-als-houvast. Middelbaar beroepsonderwijs Studies in het middelbaar beroepsonderwijs op niveau 4, die studenten opleiden voor een professie in de zorg, zouden in hun curriculum de basisprincipes van Beweging-als-houvast moeten opnemen. Gedurende stages zou dan één bewegingskenmerk centraal kunnen staan. Door hiermee tijdens de stages te oefenen, ervaren studenten wat een kleine verandering in hun eigen gedrag teweeg kan brengen in het gedrag van een hulpvrager. Studies die studenten opleiden voor het werk met mensen met zeer moeilijk verstaanbaar gedrag, zoals mensen met (zeer) ernstig en meervoudige beperkingen of ouderen met ernstige dementie, zouden elk jaar een ander bewegingskenmerk centraal kunnen stellen. In de vier jaar van de opleiding zouden alle bewegingskenmerken aan bod kunnen komen. Hiermee krijgen zij een stevige basis voor het werk in de specialistische zorg. 5C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw