Sonja Graafstal en Carine Heijligers

585 ZORGETHIEK EN DE HULPGEVER Cursisten en hun hobbels Een belangrijk punt waar cursisten, die reeds jaren in de zorg werken, mee worstelen is om zich van dat wat ze onbewust doen, bewust te worden en vervolgens bewust toe te passen in de hulpverlening, terwijl de hulpgever de spontane reacties niet verliest. Zo krijgt de cursist tijdens de opleiding een idee van de eigen stijl van bewegen en de invloed die deze heeft. Dit bewustwordingsproces neemt meestal enkele weken tot maanden in beslag, voordat de cursist zelfstandig gaat variëren op het eigen bewegingspatroon. Een andere uitdaging voor de cursist is het ontwikkelen van een juist begrip van het concept wederkerigheid. Velen zijn bekend met het begrip ‘beurtwisseling’. Hieronder wordt vaak verstaan het om de beurt aan zet zijn in een spel, of om de beurt praten, of om de beurt iets mogen kiezen. Deze structuur van beurtwisseling is niet hetzelfde als een patroon van wederkerigheid. Bij wederkerigheid gaat het erom of het patroon van volgen en leiden uit vrije beweging ontstaat en niet omdat het in de taak/spel/ opdracht ingebakken zit. Om de beurt met de dobbelsteen gooien is niet hetzelfde als elkaar volgen. Vaak lukt om de beurt gooien nog wel, maar de aandacht bij de beurt van de ander houden is een ander verhaal. Dit is zichtbaar in een voorbeeld waarbij de hulpvrager, tijdens de beurt van de hulpgever, omgedraaid op de stoel gaat zitten of naar de gang kijkt. Bij de hulpgever kan dit het gevoel oproepen dat deze het spelletje alleen speelt en wordt het niet als wederkerig ervaren. Belangrijke les Het werk van de hulpgever, leren werken met Beweging-als-houvast, is niet een kwestie van een driedaagse cursus volgen, waarna de hulpgever het geleerde in de praktijk kan brengen. Het vraagt om het direct toepassen van de theorie in de praktijk, daar vervolgens feedback op krijgen om dit weer mee te nemen naar het werkveld. Hoe belangrijk deze manier van scholen en bijscholen is, blijkt uit het wetenschappelijk onderzoek van Davis et al (1999). Zij lieten zien dat artsen het meest leerden van praktische trainingen en discussiegroepen en vrijwel niets van lezingen en symposia. Dit is in lijn met het advies waar we in de paragraaf ondersteuning over schreven; besteed vooral ook tijd aan het coachen tijdens het feitelijke werk. Daar heeft niet alleen de hulpgever, maar ook de hulpvrager baat bij. Dit proces wordt gedurende een aantal maanden herhaald. Het heeft tijd nodig om te integreren in het systeem van de hulpgever en het vraagt blijvende aandacht middels supervisie en begeleide intervisie om scherp te blijven in het aanpassen van de eigen beweging. Elkaar ondersteunen in situaties waar het contact met de hulpvrager de eigen emotie raakt is eveneens noodzakelijk om trefzeker te kunnen blijven werken. ‘Je hebt elkaar nodig’ is de boodschap. 5C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw