Sonja Graafstal en Carine Heijligers

589 ZORGETHIEK EN DE HULPGEVER De reikwijdte en consequenties van een relationele manier van werken en denken is groter dan het implementeren van weer een nieuwe veelbelovende behandelmethode voor probleemjongeren. Als Beweging-als-houvast een methode was die door het volgen van een protocol kon worden uitgevoerd, dan was het in de afgelopen 20 jaar allang een groot succes geworden. Een protocol lijkt op het eerste gezicht namelijk een prachtige oplossing om te zorgen dat iedereen hetzelfde doet. Diverse goed geïmplementeerde behandelmethodes zijn gebaseerd op een strikte naleving van protocollen. Dit is niet wat wij beogen. We hebben eerder duidelijk gemaakt dat er niet zoiets bestaat als ‘iedereen doet hetzelfde’. Je kunt immers op 100 verschillende manieren een kopje op tafel zetten, iemand uitnodigen om uit bed te komen of een opdracht geven om sommen te maken. De persoonlijke manier van bewegen, de persoonlijke en unieke uitstraling en levendigheid van een persoon zijn variabelen die interacteren met de beweging en de uitstraling van de ander. De hulpverlening is zeker eenvoudiger en overzichtelijker als behandelingen opgesteld worden in termen van wat er gedaan moet worden en als doelen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en toetsbaar en ethisch verantwoord zijn. Omschrijven hoe doelen bereikt kunnen worden, hoe er gehandeld moet worden, vraagt om het kunnen beschrijven van een proces in plaats van het afvinken van een lijstje en de moed om samen met de hulpvrager dat proces aan te gaan. Een ander aspect dat een gevolg is van een andere visie en kijk op zorg en hulpverlening is het verschil in inhoud dat aan begrippen als autonomie, competentie en afstemmen wordt gegeven. Het denkkader van iemand kleurt de inhoud van de begrippen. Onder competentie verstaat Beweging-als-houvast ‘iedere beweging die de ander en jij zelf laat zien’. Dat raakt aan de stelling ‘elke beweging is een kwaliteit’ waar we al eerder over spraken. Vanuit een ander denkkader kan competentie verstaan worden als het kunnen uitvoeren van vaardigheden of taken. Deze verschillen in inhoud hoeven elkaar niet te bijten, maar maken de implementatie van de methode in de reguliere hulpverlening soms ingewikkeld. Een laatste belangrijk aandachtspunt is de duur van de hulpverlening. Men heeft nogal eens ten onrechte het idee dat alle hulpverleningstrajecten met Beweging-alshouvast minstens drie jaar of langer duren. Dit hoeft zeker niet het geval te zijn. Er is verschil in complexiteit van problematiek. De context bepaalt mede de snelheid van de hulpverlening, alsook de aard van de problemen. Hechtingsproblematiek is niet opgelost in 12 of 20 sessies, terwijl een ouder helpen om af te stemmen op een opstandige puber wel binnen die tijd gerealiseerd kan worden. Zo zagen we in het geval van Dewy, waar hechtingsproblematiek een rol speelde, dat er veel hulpverlening is ingezet. De hulpgever kwam twee keer per week en de ouders kregen daarnaast psycho-educatie. Langzaam werd de frequentie afgebouwd tot aan 5C

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw