654 APPENDICES de variabelen. Wat er vervolgens ‘bovengronds’ zichtbaar wordt is nieuw gedrag op het gebied van samenwerken, samenspelen, empathie, leren enzovoorts. De hoopvolle kant hiervan is dat hulpgevers niet verantwoordelijk zijn voor het creëren van complex gedrag. De hulpvrager is in staat tot zelforganisatie, waardoor nieuw gedrag kan emergeren uit eenvoudige basisregels. De uitnodiging aan de opvoeders en behandelaars is om de basisregels aan te reiken waardoor complexere vormen van gedrag ‘vanzelf’ kunnen ontstaan. Relationeel Ontwikkelingsperspectief Dit ‘vanzelf’ betekent niet dat er geen motor nodig is om in beweging te komen. De trekkracht zijn de drie basisbehoeften. Dit zijn de behoefte aan ‘verbinding met anderen’, ‘het uitoefenen van autonomie’ en een ‘gevoel van competentie ervaren’. Maar wat is het werkingsmechanisme dat de boel in beweging zet? Hiervoor gaan we opnieuw in op het begrip relatie, maar nu vanuit het perspectief dat een relatie noodzakelijk is voor overleven, groei en ontwikkeling. Bowlby (1952) heeft hiertoe de eerste aanzet gegeven toen hij in zijn onderzoek vanuit de World Health Organisation stuitte op weeshuizen waar kinderen na de 2e WO verbleven. De kinderen werden voorzien in voedsel, maar omdat nabijheid en warmte ontbrak door het gemis van moederliefde, kwijnden kinderen weg of ontstonden er tal van gedragsproblemen. Voor het eerst werd veiligheid, geborgenheid en bescherming gezien als een instinct dat nodig is om te overleven. Rond dezelfde tijd ontdekte Konrad Lorenz (1950) dat ganzenkuikens het eerste bewegende object volgen nadat ze uit het ei gekropen zijn, ongeacht of dit object moeder gans is of de laarzen van Konrad Lorenz. Het belang hiervan voor de kuikens ligt niet in het zoeken van voedsel, want dat kunnen ze zelfstandig. Om te kunnen overleven is de bescherming van de ouder nodig en daarvoor is volggedrag noodzakelijk. Bowlby plaatste vervolgens het zoeken naar bescherming en veiligheid in het kader van de hechtingstheorie. Dit idee is uitgewerkt in een model waarin een kind de balans zoekt tussen enerzijds exploreren en anderzijds veiligheid zoeken bij de ouder. De beweging van de ouder af (exploreren) en naar de ouder toe (veiligheid) komt in dit model duidelijk naar voren. Het is een beweging van initiatief nemen en volgen en dient in dit geval de hechtingsrelatie. Aan de hand van Daniel Stern kunnen we echter nog een stap verder gaan. Hij laat in zijn boek The Interpersonal World of the Infant (1985/2000) op illustratieve wijze de verwevenheid van de ouder en de baby zien in de ontwikkeling van het zelfbegrip. Een verwevenheid die geheel gebaseerd is op wederzijdse bewegingen, volggedrag en initiatiefname. Hij verfijnt de balans van exploreren en veiligheid zoeken naar een balans tussen de ontwikkeling van ‘zelf’ en de ontwikkeling van ‘zelf-met-de-ander’. In zijn boek toont Stern aan dat meebewogen zijn met de beweging van de omgeving
RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw