Sonja Graafstal en Carine Heijligers

66 1B van hoe de zwerm vliegt of de school zwemt ontstaat als ‘vanzelf’ (emergeert), zonder een vorm van intelligentie van buitenaf of een voorgeprogrammeerde blueprint van vlucht- of zwemgedragingen, zie Afbeelding 1b.5. Afbeelding 1b.5 Zelforganisatie van een Zwerm Vogels in hun Vlucht Noot. Foto van Gavin Spencer, verkregen op 8 september 2020 van freeimages.com. Een ander voorbeeld van complex gedrag onder invloed van zelforganisatie is de bouw van een termietenheuvel. Deze heuvels zijn ingenieuze bouwwerken met een complex ventilatiesysteem waardoor de temperatuur binnenin de heuvel constant blijft. Dit complexe bouwwerk wordt niet uitgevoerd volgens een blueprint of door aanwijzingen van een termietenopzichter. Op lokaal niveau volgen de termieten een eenvoudig doel dankzij eenvoudige regels. Iedere termiet is in staat om een zandkorrel op te pakken, te vermengen met speeksel en dit ‘ergens’ in de omgeving neer te leggen. Daarnaast scheidt de termiet feromonen af (een sterke geurstof) dat ze gebruiken om informatie van soortgenoten op te pikken. In de lente worden de termieten geprikkeld om hun zandkorrels te laten vallen op de plek met de hoogste geurconcentratie13. In het beginstadium van de nestbouw is de verspreiding van zandkorrels vrij willekeurig. Maar langzamerhand ontstaat er onder invloed van de fysieke omgeving op een of meer plekken een hogere feromonenconcentratie, omdat meer termieten hun zandkorrel daar hebben gedropt. Deze feromonenconcentratie trekt vervolgens meer termieten aan om daar hun zandkorrel te laten vallen en zo ontstaat een veld (attractor) waarop de zandkorrels worden neergelegd en vormt zich langzamerhand een pilaar, zie Afbeelding 1b.6. Het complexe bouwwerk is dus het resultaat van enkele regels op lokaal niveau. De individuele termiet heeft geen cognitief plan om dit bouwwerk te maken, er zijn slechts lokale doelen die dankzij het principe van zelforganisatie van de hele kolonie termieten leiden tot een complex bouwwerk (Kugler et al., 1990). 13 Het spreekwoord ‘De duivel schijt altijd op de grootste hoop’ is een illustratief voorbeeld van de dagelijkse kennis die mensen hebben over dergelijke fenomenen. Het betekent dat de rijken steeds meer fortuin krijgen dat aan de armen voorbijgaat (www.spreekwoorden.nl). De socioloog Merton (1968) gebruikte voor het eerst de term ‘Mattheus-effect’. Merton verwees hier naar het fenomeen dat beroemde wetenschappers geloofwaardiger worden bevonden dan minder bekende collega’s. In het onderwijs zag Stanovich (1986) dat vroege lezers steeds beter gingen lezen dan latere lezers en daarmee een steeds grotere voorsprong op de latere lezers kregen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw