Sonja Graafstal en Carine Heijligers

662 APPENDICES sprake van de diagnoses verstandelijke beperking en autisme. De problemen die de ouders met Menno ervoeren concentreerden zich rondom een zeer zwakke zelfregulatie en een hoge mate van zelfbepalend gedrag. Als Menno iets wilde, dan moest het per se op zijn manier en op zijn tijd gebeuren. Als hij zijn zin niet kreeg werd hij boos en ging hij gooien, schreeuwen en schoppen. Om verder uit te razen werd Menno naar zijn kamer gebracht. Tot rust komen kon 15 minuten duren, maar ook enkele uren. De hulpgever in deze casus was Joram, een 44-jarige man en opgeleid als agogisch werker in de gehandicaptenzorg. Bij aanvang van de hulpverlening werd een bewegingsanalyse gemaakt van Menno in relatie met hulpgever Joram in een context van samen vliegtuigfolders kijken. Joram en Menno zaten tegenover elkaar op een laag krukje met de folders op een tafeltje tussen hen in. Uit de analyse bleek dat Menno een beweging van hulpgever Joram volgde, wanneer Joram eerst een aantal keer de bewegingen van Menno had gevolgd. Ook bleek dat Menno Joram volgde wanneer deze de aandacht van Menno had getrokken door met grote gebaren en met nadruk te spreken. Het doel van de hulpverlening werd het laten ontstaan van wederkerigheid en co-regulatie. Dit betekende dat Joram zich richtte op het verder ontwikkelen van volggedrag van Menno met als doel dat interacties meer wederkerig zouden worden en daarmee soepeler zouden verlopen. De verwachting was ook dat Menno hierdoor minder vasthoudend zou zijn aan zijn eigen wensen en ideeën en de ander beter zou gaan waarnemen. De beïnvloeding vond plaats via de bewegingskenmerken richting, geluid, snelheid en afstand in een context van samen folders of ansichtkaarten kijken. Het bewegingskenmerk afstand werd als variabele gebruikt om te toetsen of er inderdaad gesproken kan worden van een toename in volggedrag. Dit was geoperationaliseerd door de rompbewegingen van Menno en Joram te meten met Wii-Balance Boards. De duur van de hulpverlening was acht maanden. Op basis van CRQA hebben we vastgesteld dat er sprake was van een toename in volggedrag van Menno en dat er wederkerigheid ontstond in de relatie met Joram. De verwachting dat Menno minder vasthoudend zou worden aan zijn eigen wensen en minder zelfbepalend zou zijn, was in relatie tot Joram uitgekomen. Dit was echter (nog) niet het geval voor de overige gezinsleden. Daarom werd besloten tot een vervolgtraject zodat wederkerigheid kon integreren in interactie met andere gezinsleden en andere contexten. Casus Menno en Mylene Menno was ook in deze casus de hulpvrager, maar nu in relatie met een andere hulpgever, Mylene. Hoewel er wederkerigheid was ontstaan in relatie met hulpgever Joram, was dit nog niet geïntegreerd in de relaties tussen Menno en zijn gezinsleden.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw