Sonja Graafstal en Carine Heijligers

663 NEDERLANDSE SAMENVATTING De volgende stap in de hulpverlening werd dat Menno naast Joram, ook met de overige gezinsleden wederkerige relaties kan aangaan. De context waarin de hulpverlening plaatsvond, was de gezamenlijke avondmaaltijd van alle gezinsleden. De problemen tijdens de avondmaaltijd concentreerden zich rondom het zelfbepalende gedrag van Menno. Hij bepaalde waar iedereen moest zitten, praatte aan een stuk door en luisterde niet naar anderen. Geregeld gebruikten de beide broers van Menno hun maaltijd op hun eigen kamer. Er werd besloten dat een nieuwe hulpgever een keer per week met het gezin zou gaan mee eten. Dit werd Mylene, een vrouw van 44 jaar en masterstudent orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit. Het doel van de interventie was dat Mylene volggedrag bij Menno zou ontlokken om hem te helpen zich te richten op zijn eten, te luisteren naar degene die praat of om zelf iets te vertellen wanneer dat passend was. De verwachting was dat door het ontwikkelen van volggedrag Menno meer oog zou krijgen voor de andere gezinsleden tijdens de avondmaaltijd. Bij aanvang van de hulpverlening werd een bewegingsanalyse gemaakt van Menno in relatie met hulpgever Mylene tijdens de eerste gezamenlijke avondmaaltijd. Uit de analyse bleek dat Menno de kijkrichting van Mylene op enkele momenten opmerkte en dit volgde. Daarnaast waren er ook momenten dat Menno Mylene volgde in het zachter praten. De structuur die Menno met Joram had geleerd was ook in relatie tot Mylene te zien. De beïnvloeding vond gedurende negen maanden plaats en er werd gewerkt met het bewegingskenmerk richting. De strategie die Mylene toegepaste was tweeledig. Zo draaide zij regelmatig nadrukkelijk haar hoofd richting het gezinslid dat aan het woord was, met als doel dat Menno haar beweging zou volgen en ook zou kijken naar de spreker. Op andere momenten richtte Mylene nadrukkelijk haar hoofd naar haar eigen bord met eten wanneer Menno haar aankeek, met als doel dat Menno zich ook op zijn eigen bord met eten zou gaan richten. Om het effect van deze interventie vast te kunnen stellen is het bewegingskenmerk richting geanalyseerd. De toetsing richtte zich op de vraag of er sprake was van een toename in volggedrag en of wederkerigheid in een groter gezelschap dan in een 1-op-1 situatie ontstond. Op basis van CRQA hebben we vastgesteld dat Menno de kijkrichting van hulpgever Mylene volgde bij ‘elkaar aankijken’. Hoewel het volgpatroon van Menno richting ‘een ander gezinslid’ minder uitgesproken was, lijkt een voorzichtige conclusie op zijn plaats dat Menno de kijkrichting van hulpgever Mylene naar een ander gezinslid op momenten wel volgde. Een tweede conclusie was dat de kijkrichting van Mylene naar haar eigen bord als gevolg had dat Menno ook terugkeerde naar zijn eigen bord met eten, wanneer bleek dat Mylene niet terugkeek naar hem als hij tegen haar praatte. A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw