Sonja Graafstal en Carine Heijligers

664 APPENDICES De verwachting dat Menno meer oog zou krijgen voor de andere gezinsleden tijdens de avondmaaltijd kwam uit. Volgens de ouders zijn de maaltijden gezelliger geworden, ontstond er ruimte voor alle gezinsleden om hun zegje te doen en werd er regelmatig gelachen of grapjes gemaakt. Casus Levi en Gerda In deze casus stond de 14-jarige Levi centraal. Levi woonde samen met zijn drie jongere zusjes bij zijn ouders. De hulpverlening werd aangevraagd omdat Levi in het gezin alleen aan zichzelf dacht en naar niemand luisterde. Hij verzorgde zichzelf niet goed, had boze buien en was agressief, zo gaven zijn ouders aan. Straffen of belonen hielp niet om zijn gedrag te veranderen. Het zelfbepalende gedrag was zo storend dat zijn zusjes niet meer met hem op pad wilden en de ouders blij waren als Levi niet thuis was. In het dossier was sprake van de diagnoses licht verstandelijke beperking en reactieve hechtingsstoornis. De hulpgever in deze casus was Gerda, een vrouw van 40 jaar oud met jarenlange ervaring als ambulant hulpgever. Bij aanvang van de hulpverlening werd een bewegingsanalyse gemaakt van Levi in relatie met hulpgever Gerda tijdens een spelletje Halli Galli. Uit de analyse bleek dat er meer onderscheidende bewegingen waren dan gezamenlijke. Ook bleek dat Levi de bewegingen van Gerda slechts een enkele keer volgde. Dit gebeurde alleen nadat Gerda nadrukkelijk haar aandacht op zichzelf vestigde door groots te bewegen en met nadruk te spreken. Het doel van de hulpverlening werd het ontwikkelen van wederkerigheid. Dit vertaalde zich concreet in het ontwikkelen van volggedrag van Levi in relatie tot Gerda. De verwachting was dat wanneer wederkerige interacties zouden ontstaan tussen Levi en Gerda, het gedrag van Levi minder zelfbepalend zou worden. Dit zou allereerst in relatie tot Gerda te zien zijn en vervolgens ook in relatie tot zijn ouders. De verwachting op de langere termijn was dat de relaties van Levi en de overige gezinsleden zouden verbeteren en prettiger zouden worden. De beïnvloeding vond plaats door gebruik te maken van alle bewegingskenmerken: richting, snelheid, afstand, spierspanning en geluid. Gerda zette alle bewegingskenmerken met veel nadruk gaan in om zo de aandacht van Levi te trekken en volggedrag te ontlokken. Op basis van CRQA stelden we vast dat er na een jaar hulpverlening sprake was van een toename in gemiddelde en maximale duur in volggedrag van Levi wat de variabele bewegingsintensiteit betreft. Hiermee was een begin gemaakt met de ontwikkeling van wederkerigheid. De verwachting dat Levi minder zelfbepalend zou worden en dat gezinsrelaties zouden verbeteren, was na 1,5 jaar hulpverlening ten dele uitgekomen.

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw