Sonja Graafstal en Carine Heijligers

665 NEDERLANDSE SAMENVATTING Intensieve en langdurige hulpverlening bleek nodig en werd vervolgens ook ingezet. Dit viel buiten de scope van deze studie. Casus Zack en John In deze casus stond de 16-jarige jongeman Zack centraal. In zijn dossier was sprake van de diagnoses matige verstandelijke beperking en autisme. Zack woonde sinds 2010 in een kleine woongroep voor jongeren met een verstandelijke beperking. Zack werd aangemeld voor hulpverlening met Beweging-als-houvast vanwege toenemende gedragsproblemen op de woongroep. Zack gedroeg zich verbaal en fysiek agressief, destructief en vertoonde seksueel grensoverschrijdend gedrag. De aanvraag werd gedaan vanuit het perspectief dat Zack ervaring zou krijgen in het hebben van prettige en plezierige contactmomenten met anderen, waardoor zijn kwaliteit van leven zou verbeteren. De hulpgever in deze casus was John, een 51-jarige man die werkte als activiteitenbegeleider op de instelling waar Zack ook verbleef. In die hoedanigheid werd hij ook betrokken bij de hulpverlening van Zack. Bij aanvang van de hulpverlening werd een bewegingsanalyse gemaakt van Zack in relatie met hulpgever John tijdens een moment van koffie en thee drinken. Hieruit bleek dat de momenten van volgen en gezamenlijkheid vooral ontstonden op initiatief van John. Concreet betekende dit dat Zack nauwelijks initiatief toonde in het leggen van contact met John en als John naar Zack keek, dan keek Zack niet terug. Daarnaast was er sprake van een grote mate van onderscheid tussen Zack en hulpgever John op vrijwel alle bewegingskenmerken. Het doel van de hulpverlening werd het ontwikkelen van wederkerigheid. Dit vertaalde zich allereerst in het creëren van gezamenlijke momenten doordat hulpgever John de initiatieven van Zack, zoals kijkrichting, ging volgen. In tweede instantie werd gewerkt aan het ontwikkelen van volggedrag van Zack. De verwachting was dat wanneer Zack het verschil tussen ik en jij zou herkennen en wederkerige interacties zou ervaren, dat ook het probleemgedrag zou afnemen. De beïnvloeding vond plaats aan de hand van de bewegingskenmerken richting en snelheid. De variabelen die werden getoetst waren kijkrichting en ‘bewegingsintensiteit’. Op basis van CRQA stelden we vast dat hulpgever John zich in het eerste jaar vooral richtte op het volgen van Zack, zowel in bewegingsintensiteit als in kijkrichting. Dit was conform de opdracht. In het tweede jaar ontstond beurtwisseling en wederkerigheid en werd volggedrag en initiatief nemen meer gelijkwaardig verdeeld tussen John en Zack. De verwachting dat het probleemgedrag zou afnemen is in deze periode van hulpverlening uitgekomen. Het seksueel grensoverschrijdend gedrag en de agressie richting personeel en andere bewoners zijn eveneens afgenomen. Het initiatief gericht op positief contact is in relatie met John toegenomen. A

RkJQdWJsaXNoZXIy MTk4NDMw